Het weer tussen 1815 en 1830

Pastoor Borret hield een dagboek bij van 1792 tot 1830. De eerste jaren ging het vooral om de problemen die hij en zijn omgeving ondervonden door de overheersing van de Fransen, met name de periode dat hij pastoor was in Herten bij Roermond. In de periode 1815 tot 1830 beperkte hij zich voornamelijk tot opmerkingen die met het weer van de betreffende jaren te maken hebben. In die tijd woonde hij in Velp vlak bij Grave. Opvallend zijn de vele extreme winters en zomers. Het broeikaseffect was nog niet uitgevonden...

1815
Vanaf november was het aanhoudend koud. 8 december kwam strenge vorst: rivieren en pompen bevroren.

1816
Koude winter en koud voorjaar. 13 mei sneeuw. Tot in juli moest het vuur aan blijven. Vanaf mei zeer veel regen. In augustus leek het weer even te verbeteren, maar vanaf 1 september begon het opnieuw te regenen, tot 11 september toe. Massaal overstromingen, ondergelopen kelders enz. Grote muggenplaag. Eerst grote zwermen in de lucht, vanaf september dikke lagen dode muggen in beken en grachten. Grote moeite met hooi opslaan. Vanaf eind september opnieuw regen, de tweede hooioogst ging geheel verloren. Tot 9 maart 1817 steeds veel of weinig regen. Ongekend hoge prijzen van de levensmiddelen, bijna al het vee was verdronken. Februari 1817 ook veel storm. Hoogtepunt was 27 februari 1817. 3 maart zeer koud, donder en hagel. Veel kapotte daken, de vensters in de kerken ingeslagen. 9 maart in de hele regio biddiensten om gunstig weer af te smeken. 10 maart verscheen de zon, die zich daarvoor in 13 maanden nooit langer dan twee dagen achter elkaar had laten zien. Vanaf toen bleef het weer aangenaam.

In de volkskrant van 14 april 2007 staat in de katern "Kennis" op pag. 3 een artikel over het klimaat van geoloog Anne Wiersma. "De uitbarsting van de Tambora op Indonesië in 1815 had tot gevolg dat er zeer veel fijnstof en gas in de atmosfeer kwam. Het er opvolgende jaar 1816 staat bekend als het jaar zonder zomer. Zelfs in de zomermaanden sneeuwde het in Europa en de VS"

1817
In de zomer zeer goede oogst

1818
Vrijwel het hele jaar geen regen. In november kon men met de laarzen de maas doorwaden en oversteken. 1 december begonnen de aardbeien te bloeien.

1819
Ook 1819 was extreem droog en heet. In de Maas stond maar 9 duim water. 8 juli kwam er een ongelooflijk sterk onweer met hagelstenen als kippe-eieren. Duizenden bomen werden ontworteld, scheurden en werden zelfs verpletterd. Honderden huizen werden omvergesmeten. Daarna werd het opnieuw heet, tot 29 augustus. De weiden waren meer dor dan de ellendigste heide. Er ontstond groot gebrek aan water. Vooral het vee had veel te lijden. 3 september begon het te regenen. Maar tot 16 december waren in Velp nog de meesten pompen en putten zonder water. Vanaf half december strenge vorst, gevolgd door een dikke laag sneeuw. Toen de sneeuw januari 1820 begon te smelten steeg het water snel. Vanaf 12 januari begon het weer zeer sterk te vriezen. De Maas bevroor en je kon er gedurende twee dagen met paard en kar overheen: het ijs van de maas was 7 voeten dik. Opnieuw sneeuw. Toen dit begon te dooien in combinatie met regen onstonden extreme overstromingen zoals ze nog nooit waren meegemaakt. Van alle kanten hoorde men om hulp roepen. In Herpen werden alle huizen verwoest, zeer veel vee kwam om. Vanaf 1 maart begon het opnieuw te vriezen. 6 maart werd er op de zuiderzee geschaatst. Tot 4 mei bleef het zeer koud. Maar ook daarna was het niet best, de wind bleef steeds in de noord-hoek. Vanaf 8 juli werd het weer goed en kwam er alsnog een overvloed aan fruit, gras, aardappelen en groente.

Vanaf november vorst. In 1821 weer een strenge winter die duurde tot eind april. Zeer veel regen aan het einde van die periode, maar eind april werd het opeens zeer warm, iedereen trok de zomerkleren al aan. Dit duurde maar kort, want daarna opnieuw zeer koud. Lange tijd nachtvorst. De oogst en hoeveelheid levensmiddelen was ook dit jaar weer goed. De mensen kregen bijna geen geld voor wat ze verbouwden. De belastingen waren extreem hoog, en over veel meer dingen dan voorheen werd belasting geheven. De gewone man had ondanks de grote overvloed armoede, omdat hij geen geld had om iets te kunnen kopen.

1822
Weer grote armoede door gebrek aan geld. Zeer hete zomer die al begon in mei. 7 juni was extreem heet en drukkend, maar die nacht ging het vriezen, waardoor een deel van de boekweit verloren ging. Tot 4 december bleef het zeer zacht weer.

1823
Extreme koude op 23, 24 en 25 januari. De koude was 2 graden heviger als in 1794, en toen was het weer anderhalve graad kouder dan de extreme kou in 1740. 28 januari begon het te dooien. Maar het bleef koud en onaangenaam weer tot 21 juni.

1825
Februari: veel regen, storm in geheel Noord-Europa. Veel zeedijken in West-Nederland braken, veel dorpen liepen onder. Plotseling daarna heel warm met veel onweer, gedurende veertien dagen. Vanaf maart noordenwind en koude tot juli. Juli en augustus extreem heet, grote schaarste aan levensmiddelen

1826
Van januari tot de zomer bijna aanhoudend noordenwind, koud en schraal. 2 en 4 juli werd het 92 graden (=33,3° Celsius), wat twee graden hoger was dan in 1750. Tot 5 september was het meest heet en droog. 14 September was het opeens weer zo koud dat je bij het vuur moest zitten.

1827
Eerst zachte winter, vanaf 16 januari strenge vorst. De grote rivieren waren bevroren tot 26 februari.

1829
Vanaf 15 mei aanhoudende regen, op enkele dagen na tot half october. De peel was een zee van water, van turf steken kon geen sprake zijn. Geen mens heeft met namen onder het vee ooit zulk een armoede gezien. 1829 was het rampzaligste jaar waarvan verder geen voorbeeld is.

1830
Zeer koud voorjaar. Weer de hele zomer regen, op veel plaatsen geen oogst. Veel zieken, grootste armoede. Gebrek aan alles. Onlusten onder bevolking (begin Belgische opstand)

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"