Voogdgedingen Swalmen 1662-1730
Dit artikel is geheel herzien en uitgebreid juli 2012. Klik hier voor deze PDF-versie
Een ander uitgebreid artikel welk zich geheel op de periode 1700-1710 richt, eveneens in PDF-formaat. Eerste versie dateert van december 2012.
Voorbeeld aanhef van een verslag van een voogdgeding:
Voogtgedingh binnen Swalmen gehouden voor die schoole onder den hagendooren den 14 may 1700 naer voorgaende kerckenroep ende klockenslagh.
Een voogdgeding was in vroeger eeuwen een bijeenkomst van schout en schepenen (de "gesworenen") met een groot deel van de mannelijke bevolking (de gezinshoofden) van een gemeente, waarbij klachten van de mensen of van de buurt ter tafel konden komen. (In sommige "gewijsden" staat zelfs dat het verplicht was voor elke inwoner die "eigen rook houdt.") De klachten moesten gaan over bijv. onderhoud van wegen, afwatering, grensafscheidingen, overlast, buurtschapsplichten rond kerk, klooster, armenverzorging e.d. Persoonlijke grieven op ander vlak moesten via andere gerechterlijke procedures worden afgehandeld. Een voogdgeding werd van tevoren aangekondigd in de kerk (kerckeroep) daarna werden de mensen op de dag zelf opgeroepen door het luiden van de klokken (clockenslagh). Na het optekenen van de klachten werd er door de schepenen zo mogelijk een beslissing genomen. Soms waren de problemen dan snel opgelost, sommige klachten bleven jaarlijks terugkeren. Als de schepenen beraad hielden was iedereen verplicht aanwezig te blijven. Inwoners konden kosteloos klachten indienen, niet-inwoners moesten daarvoor betalen.
Van Swalmen zijn vanaf 1662 een aantal verslagen van deze voogdgedingen bewaard gebleven. Van 1588 is het protocol bekend, en ook een aantal beslissingen van het toen gehouden voogdgeding. Deze voogdgedingen werden oorspronkelijk op het kerkhof gehouden, later op de markt bij de kerk, onder de hagendoorn vlakbij de school.
Foto uit 1902 afkomstig uit het gemeentearchief van Swalmen van de markt. Er werd school gehouden in een gebouwtje waar ook het cachot was. De boog onder dit gebouw leidde naar de kerk. Waar de hagedoorn van rond 1700 zich precies bevond is niet helemaal duidelijk.
De voogdgedingen geven een aardig beeld van wat er allemaal speelde. We krijgen allerlei soorten informatie: over de verhoudingen tussen adel, kerk, klooster en boeren, over regels m.b.t. het onderhoud van gebouwen, wegen etc., over plaatselijke details die soms nu nog terug te vinden zijn, over mensen van die tijd en over nog veel meer dingen. In grote lijnen viel mij op dat de dorpsbewoners allerlei vormen van sociale regels hadden, die verder gingen dan de "naoberhulp" zoals velen die nog kennen van vroeger. Ook viel me op dat als mensen in hun recht waren aangetast ze dat makkelijk durfden te zeggen, ook tegen kloosteroversten of tegen de Heer van Hillenraedt. Sommige klachten zijn vergelijkbaar met tegenwoordige klachten, andere zijn erg tijdgebonden.
Loe Giesen heeft nauwkeurige transcripties gemaakt van deze voogdgedingen en deze gepubliceerd in zijn kroniek van Swalmen, Beesel en Belfeld op internet. (www.loegiesen.nl) Ik heb hier dankbaar gebruik van gemaakt. Enkele van de klachten en soms ook vonnissen vormen de basis van mijn bevindingen. Deze heb ik aan het einde als bijlage weergegeven. Deze selectie is vooral gebaseerd op verscheidenheid, zodat een breed beeld ontstaat van wat er speelde. Uit deze voogdgedingen kan overigens nog veel meer waardevol materiaal gehaald worden. Zo kunnen bijv. ook genealogen interessante informatie over voorouders vinden.
Voor ik de voogdgedingen zelf bespreek eerst nog twee meer algemene zaken: de politieke toestand van Midden-Limburg en de regels van het gewoonterecht van die tijd.
De politieke toestand in Midden-Limburg tussen 1662 en 1730
In 1648 werd de vrede van Münster gesloten, waarmee een eind kwam aan de tachtigjarige oorlog. De roerige tijden waren echter nog niet voorbij. In 1665 was er een grote ramp in Roermond: een groot deel van de binnenstad brandde af. Ook veel inwoners van Swalmen hielpen in de jaren er na met het puin ruimen. In Venlo was een grote versterking waarin veel soldaten gelegerd waren. Deze soldaten waren geen lieverdjes, en de boeren in de omgeving hadden soms last van hen. Maar het werd vooral slecht toen de Fransen in deze contreien in 1672 binnenvielen. Vooral in 1674 veroorzaakten doortrekkende soldaten veel overlast. Op 29 juni, feest van Petrus en Paulus, staken ze diverse huizen en schuren in brand. Toen later de prins van Oranje met zijn soldaten intrek nam in Hillenraad leverde dat ook weer kosten op voor de gemeente. In het archief van de gemeente Swalmen lezen we:
7 november 1675
Op verzoek van Albert Meuters, scholtis van de heerlijkheden Asselt en Swalmen, verklaart J. Gilkens dat hij, als raad en momboir van Zijne Majesteit daartoe gecommitteerd door het Hof d.d. 5 juli 1674, baron Schenck van Nydeggen, heer van Hillenraedt, Asselt en Swalmen, voornoemde scholtis Albert Meuters, de schepenen Gerard Martens, Willem Rutsen en Jan Smiedts onder ede heeft verhoord. Zij hebben verklaard dat voornoemde heer van Hillenraad vóór de brand die op 'pridie St. Petri et Pauli' door Franse troepen is gesticht, twee schepenakten ('scabinale acten') gepasseerd ten overstaan van schepenen van Besel en Swalmen, die nog niet 'geinteresseert' waren [vermoedelijk wordt bedoeld: geprotocolleerd], aan de scholtis heeft gegeven. Deze akten behelsden de schade die de onderdanen van de heerlijkheden Asselt en Swalmen hebben geleden door de 'passage ende repassage' van de Franse troepen, alsmede 'logeringe' van de diverse legers van de Prins van Orange, een bedrag van in totaal 7.322 rijksdaalders boven op hetgeen ondergetekende persoonlijk ter plekke heeft opgenomen. De beide genoemde akten zijn door de brand ten huize van genoemde scholtis Meuters in as opgegaan. Een kopie van deze akte heeft de raad en momboir nog in bezit; het origineel heeft hij aan de baron Van Nydeggen om zich daarmee conform ordonnantie van het Hof te bedienen prove consily.
RAL Maastricht, SA Swalmen en Asselt (01.010), inv.nr. 234.
In Roermond, net een beetje opgekrabbeld na de stadsbrand, waren in deze zelfde tijd veel soldaten ingekwartierd. Elke inwoner diende soldaten op te nemen, m.u.v. geestelijken en overheidsdienaren zoals magistraten (gemeenteraadsleden) en schepenen. Uit een studie van Coretta Wijbrans (Maasgouw 117, 1997, pag. 77-88) blijkt dat er per woning gemiddeld 4 soldaten waren ingekwartierd in de stad! In 1678 werd vrede gesloten en vertrokken de soldaten weer.
10 jaar later was het weer raak. De Fransen begonnen weer een oorlog. Aan de Hollandse zijde vochten toen ook veel Duitse soldaten mee, van wie sommigen tot in de vroege negentiger jaren van de zeventiende eeuw in onze contreien rond bleven zwerven. Nederland, tijdens de 80-jarige oorlog tegenstander van Spanje, werd nu in de strijd tegen Frankrijk juist diens bondgenoot. Venlo werd een van de versterkte Hollandse steden.
In 1701 en 1702 was er weer veel schade door doortochten van Franse troepen. 28 juli 1702 werden een aantal huizen van Swalmen door de Fransen platgebrand. (Het huis van Herman Heuskens, van Gelisken Heuskens, van Hendrick Bulders inclusief stallingen, van Areth Heinen inclusief brouwgetouw en stallingen, van Peter Heuskens, van Jan Heuskens, van Geurt Smeets en Joannes Willems, van Gerard Janssen en van de weduwe Lenard Custers. Zie in de kroniek van Loe Giesen 13 september 1705, waar de vergoeding geregeld wordt). Bij Rijkel staken de Fransen de Maas over. In hetzelfde jaar nog werd het hele gebied door Hollandse troepen veroverd. Prins Nassau van Saarbrücken sloeg bij de belegering van Roermond zijn hoofdkwartier in Hillenraad op. O.a. 278 eiken en 82 vruchtbomen werden gekapt. Van twee volle schuren graan van boerderij de Spick in Boukoul werden tenten gemaakt. Grachten om de boerderij lieten ze leeglopen om makkelijk de vissen te kunnen vangen. Bewoners van Swalmen verschansten zich achter de poort op het kerkhof, beschermd door Swalm, kerk en poort. Toen de soldaten dreigden de kerk te plunderen stonden de gevluchte Swalmenaren hun meegenomen karren af. (Maas- en Swalmdal 1988 pag.77-89)
In 1713 volgde een herverdeling van de hele regio tussen Nederland, Oostenrijk en Pruisen. Roermond en Swalmen kwamen bij Oostenrijk. Beesel, Belfeld en Venlo bij Nederland. Kessel aan de andere kant van de Maas en een groot deel van de dorpen ten noorden van Venlo kwamen bij Pruisen. Tegelen bleef bij Gulick. De versnippering in dit gebied was dus enorm. Vanaf die tijd bleef het in Swalmen en omgeving tot aan de Franse inval van 1792 relatief rustig. De Oostenrijkse successie-oorlog (1740-1746) en de zevenjarige oorlog (1756-1763) die Pruisen nog voerde gingen in ieder geval aan Swalmen grotendeels voorbij (De Pruisische gebieden van Noord-Limburg hadden er veel meer last van). Wel zal de welvaart en het belastingklimaat hier af en toe door beïnvloed zijn. Bovendien vallen deze jaren net buiten het onderzoek van de voogdgedingen.
Moeilijke jaren voor de mensen in de periode van de onderzochte voogdgedingen waren dus vooral 1674-1678 en 1701-1702. Het is begrijpelijk dat er juist van die jaren geen verslagen van voogdgedingen bewaard zijn gebleven. Waarschijnlijk zijn er toen helemaal geen voogdgedingen geweest. In latere periodes waren de voogdgedingen jaarlijks, meestal in mei. Soms werd er verwezen naar een vorig voogdgeding, zoals in 1672, waar men verwees naar het vorige geding van 1670. Hiermee krijgen we een indruk van de frequentie in de eerdere jaren van de onderzochte periode.
Het gewoonterecht
Voogdgedingen maakten gebruik van het gewoonterecht. De rechterlijke regels bestonden uit afspraken die in de loop van de tijd gemaakt waren en zo tot een soort gewoonterecht waren verheven. Oorspronkelijk werd dit van vader op zoon doorgegeven. Vaak zien we dat de schepenen bij een conflict aan oudere mensen vroegen hoe de toestand vroeger was, als iemand bijv. beweerde het recht van overpad te hebben. Ook zei de heer van Hillenraed bij een voogdgeding dat zijn familie sinds mensenheugenis een banmolen had. Maar hij kon of wilde geen document laten zien welk dat bewees. Dat zou er eigenlijk wel moeten zijn, want ook de regels van het gewoonterecht waren op schrift gesteld. Dit naar aanleiding van een verordening van Karel V in de zestiende eeuw. In "Publications de la Société Historique et Archéologique dans le duché de Limbourg" uit 1882 (pag. 144-178, Jos Habets) treffen we een artikel over het gewoonterecht in de heerlijkheid Wittem. Daarbij opgenomen de letterlijke tekst uit 1550 betreffende dat gewoonterecht. In de inleiding van het artikel wordt al opgemerkt dat dit gewoonterecht nauwelijks verschilde van dat der omliggende gebieden. Zo mogen we ook aannemen dat het gewoonterecht in Swalmen er veel op zal hebben geleken.Een opsomming van de voornaamste dingen waar het gewoonterecht in Wittem iets over had vastgelegd.
Hierna volgt nu een samenvatting van wat er speelde bij de voogdgedingen van Swalmen. Als je het voorgaande gelezen hebt is veel herkenbaar, maar nu nog concreter gemaakt omdat elk geval weer iets anders is. Je krijgt vooral een indruk van de toestand van de wegen, het boerenbedrijf, het sociale leven en de functie van adel en kerk. In Swalmen speelt uiteraard ook alles wat met water te maken heeft een grote rol.
- Leengoederen. Het in leen nemen, pachten etc. kostte geld. Allereerst in natura te voldoen, als dat niet kon dan in goudgeld. Verder moesten eden gezworen worden waarbij men aangaf zich aan alle regels te houden.
- Schepenen. De omvang van de schepenbank was omschreven. Hierbij werdt ook aangegeven of de schepenbank ook halszaken mocht behandelen. (in Wittem mocht dat)
Der Heer van Witthem sal hebben binnen syner Herlicheyt ende Lande van Witthem eenen Scholtes ende seven schepenen in der Banck van Mechelen, ende der Heer mach richten over hals ende buyck nae wysdom deer schepenen.- Het banpanhuis. In de heerlijkheid was er slechts een brouwerij die bier mocht maken en de heer van Wittem ontving daarvan de belastingen. Zeer uitgebreid werd omschreven wat voor soort bier er gebrouwen mocht worden, hoe groot de vaten dienden te zijn enz. Voorts werd gezegd dat iedereen mocht brouwen voor eigen gebruik. (een soort 16e eeuwse wietgedoogcultuur..)
Soe halden die schepenen dat niemand binnen dese Banck bier om te vercoopen brouwen en mach, dan alleen den brouwer in dat banpanhuyss voorscreven.- Maten en gewichten. Elk jaar werd er een steeds wisselende keurmeester aangesteld die alle soorten maten en gewichten controleerde en eventueel de nader omschreven boetes uitdeelde. Een brood moest bijv. acht pond wegen.
Oyck sullen die keurmeesteren omgaen by de geene die veyl backen in der Banck van Mechelen en sullen dat broot wagen acht pont, vinden sy min aen gewicht, soe sullen sie dat broot met hen nemen ende sullent den Gerichten te kennen geven ende dat broot den armen om Godtswillen geven.- De banmolen. Naast het banpanhuis was er ook een banmolen. Net als in Swalmen mocht er slechts op een molen meel gemalen worden. Deze banmolen was bezit van de heer die er weer belasting over ontving. Ook werd hier omschreven wat er allemaal mocht als de molenaar zich niet aan afspraken hield. Men mocht dan zijn paard meenemen en vastbinden totdat hij aan zijn plichten had voldaan. Uiteindelijk mocht je zelfs eventueel het paard houden..
Der Heer van Witthem heefft die Banmoelen genoemt die Wolffsmoelen, ende op deselve syn schuldig te maelen alle die onderdaenen die in den Lande van Witthem geseten syn op des Heeren grondt goet. Ende oft jemand twyvelden, hy het syn niet alsoe off hadde wie voorscreven is, mach hy des moleners perdt aentasten ende binden aen eenen tuyn oft style offt stock sonder costen den tyt toe hy syn meel gemeeten offt gewacht heefft, ende en vindt hy dan 't syn niet wie voorscreven, so sal by dat perdt mogen halden ter tyt, hem deer molener syn meel brengt alles sonder costen.- Onderhoud van straten. De hoofdweg diende onderhouden te worden door de heer. Voor alle secundaire wegen waren de aanliggende inwoners gezamenlijk verantwoordelijk. Bij onachtzaamheid konden ze op voogdgedingen daarover aangesproken worden.
Voirt alle andere rodige wech, moelen wech, voirt ander gassen syn die Erven die daertegen liggen te beyden sijden schuldig te maecken.- Boetes (n.a.v. "breucken", strafbare zaken.) De hoogtes van borgtocht, onderpand e.d. werden hier vastgelegd
- In beslagname of arrest (kommerrecht). Als iemand niet aan zijn verplichtingen voldeed kon de schuldeiser over gaan tot in beslagname van goederen of arrestatie (kommer) van de schuldenaar. Ook als iemand ontboden werd en niet kwam kreeg hij een boete. Ook de bode moest bijv. betaald worden.
- Geweldsdelicten. Zeer uitvoerig stuk. Wat kostte een: open verwonding (5 gulden). Als hij na helen weer open ging nogmaals drie gulden enz. Wonde die niet verbonden hoefde te worden: 4 gulden. Vuistslag: 10 gulden. Ook kon je daarnaast tot bedevaart gedwongen worden. naar Trier (+ 2 gulden), naar Keulen (+ 1 gulden), Naar St. Niklaas (+ 4 gulden), naar Sint Ewalt (+ 8 gulden). Bedevaart vóór maart mocht uitgesteld worden.
- Regels over afspraken ook m.b.t. naburige gemeenten. Wittem had recht op hout uit het gemeenschappelijke bos en uit het Epener bos. Alle wagens van het dorp moesten eens in de twee jaren hout halen voor de heer en dat in stukken slaan. Daarvoor ontvingen de eigenaars van de wagens en ook de knechten per persoon enkele wittebroden. Ook moesten de waterlopen open gehouden worden, hierover ook afspraken met naburige gemeenten.
Voirt syn die van Wylre ende Nyswilre die arck schuldig te batten ende waesen op de gemeynte te graven offt anderwaer ende den grave open te doen van arcken tot aen den grooten bennet om die baek op den bennet ende wyeren te keeren.- In jonge bossen mocht geen vee gehoed worden. Verboden bij bos jonger dan 2 jaar. Boetes voor elk dier dat betrapt werd (kalveren halve prijs...).
Noch is verdraegen offt jemandt in den jongen bosch hoyet met koyen schaepen offt perden- Hout moest in maart gekapt worden en in april in stukken gezaagd of gekapt, in mei uit het bos verwijderd zijn. Iedereen die bos bezat moest ieder jaar een eik planten op de hei en die zo beschermen dat de beesten hem niet konden aanvreten.
- Allemaal regels over het onderhoud van de kerk. De commandant (commandeur) diende pastoors te onderhouden, kaarsen brandende te houden, de klok te onderhouden en hij diende een dekhengst en dekstier te houden voor de inwoners die deze konden gebruiken telkens als ze hem nodig hadden. Ook moest hij de kerkekelijke versieringen onderhouden. Verder moest hij de kosters betalen. Ook moest hij de gebruikelijke aalmoezen geven.
Noch is der Commandeur tot Mechelen schuldig den gantzen Choor metter gerfcammeren te halden, oyck den hoogen Autaer met allen synen cieraten, namentlich kelck boeck misgewaet wie sich dat behoort dwelen etc. Oyck alle sanckboecken die men in den choor ende kercken behoefflich is. Oyck die lamp voor dat heylig Sacrament bernende te halden nacht ende dach.De voogdgedingen van Swalmen
Op 15 juli 1588 wordt er een lijst gepubliceerd met zaken die betrekking hebben op een aantal regels voor de voogdgedingen van Swalmen. Eerder was blijkbaar niet alles vastomlijnd, of het was intussen verwaterd, of nog waarschijnlijker, door de oorlogs- en godsdienstproblemen van de laatste decennia waren eerdere afspraken onduidelijk geworden. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze regels van 1588 juist toen zijn geformuleerd, omdat er door het oorlogsgeweld al jaren geen voogdgeding meer was geweest en de nieuwe generatie op de hoogte moest worden gesteld van de gang van zaken bij zo'n geding. In 1588 lezen we o.a.:
Uit bovenstaande blijkt dat de eerste donderdag van juni en de eerste donderdag na St. Remakel (3 september) vastgesteld werden als vaste data dat er voogdgedingen gehouden moesten worden. Blijkbaar was het de bedoeling om twee keer per jaar een bijeenkomst te houden. De regels waaraan men zich te houden had moesten jaarlijks worden voorgelezen. Uit elk huis moest een man verschijnen die hier kennis van nam en zich er aan diende te houden. Niet verschijnen kostte 5 mark groot.
- Alle jaer ein jaergeding und vroege to halden.
- Auch dat jairgedinge und wroegerecht (dat alle jaer op ten iersten donnerstach in den braeckmaent unnd den iersten donnerstach nae St. Remakell to ferne tzelve gein festdagh ist) uitgedingt sal werden. Dat wroegrecht alle jair aff to lesen.
- Und op dat jederman von breucken und boeten, steegem und straeten, gewicht unnd maeten, unnd all wat der heilicher kircken unnd clousen broerschappen, armen unnd ganzer gemeynden aengeit goede memorie und wetenschap halden, sall mann alles ordentlich beschrieven unnd op den jairgedinghsdach opentlich aflesen. Dat opt jair oft wroeggedinge uit iederen huise ein man erscheinen sall.
- Op den jairgedinghsdach sal nae alde gewonnheit uit iederen huis ein man (dar die seynt) op pene van vijf marck groit, gehalden sein vor gericht to comen, unnd horen alle gerechtigheyt des kerspels aflesen und publiceeren, sich dat gantze jaer dair nae to halden unnd vor schaede to hueden.
Of deze voogdgedingen in Swalmen vervolgens ook twee keer per jaar, zoals vastgelegd in 1588, gehouden zijn, dat is onduidelijk. Bij sommige verslagen van voogdgedingen wordt terugverwezen naar het voogdgeding van een jaar eerder, waardoor de indruk ontstaat dat het op zijn minst een jaarlijks terugkerend evenement was. Er zijn behoorlijk wat verslagen bewaard gebleven. Het niet aanwezig zijn van een verslag kan te maken hebben met: er was geen voogdgeding, er is geen verslag gemaakt, of het verslag is verloren geraakt. In jaren van oorlogsgeweld bijv. is het niet onwaarschijnlijk dat er geen geding was of geen verslag werd gemaakt, en verder is het ook niet onwaarschijnlijk dat een aantal verslagen verloren zijn geraakt.
In 1620 wordt in het Gelders Land- en Stadrecht van het Overkwartier van Roermond vastgelegd dat elke gemeente afzonderlijk vanuit de eigen traditie kan bepalen hoe zo'n voogdgeding er uit ziet, maar stelt wel vast dat het niet mag gaan over persoonlijk eigendom of bezit van goederen, schulden, schade, lastering of dergelijke. Dat soort onenigheid moest maar worden uitgevochten voor de gewone rechtbank, die daarbij niet mocht worden gehinderd door het voogdgeding.
Alle hoofdbewoners waren altijd aanwezig. Het gaat dan in Swalmen in deze tijd om waarschijnlijk ongeveer 300 mannen. Die kunnen uiteraard niet allemaal het woord voeren. De problemen zijn meestal ook per buurtschap te formuleren. Swalmen kende de volgende grotere buurtschappen: "Dorper" (het centrum), "Cropper" (de kroppestraat en verre omgeving), Bouckoul, Asselt en Wijler. Elke buurtschap koos ook een woordvoerder Daarmee waren er dan waarschijnlijk minstens 5 woordvoerders, per buurtschap vertegenwoordigde deze woordvoerder dan zo'n 60 mannen.. Aan de hand van de verslagen van de beestenschattingen (belastingen op koeien, bijen, ganzen e.d.) zijn de grenzen van deze buurtschappen vrij nauwkeurig te bepalen. Deze beestenschattingen zijn nl. gedaan per "hondschap", en de namen van de bewoners zijn vooral vanuit kadasterkaarten van Smabers grotendeels te traceren, waardoor we ook weten hoe de hondschappen begrensd waren. Voordat het voogdgeding werd gehouden kunnen we aannemen dat dus in een eerder stadium op zijn minst een aantal mannen van een buurtschap bij elkaar kwamen. Het kan trouwens best zijn dat er nog meer woordvoerders waren, of dat de buurtschappen nog verder onderverdeeld waren. In Swalmen waren verder ook belangrijke vertegenwoordigers de heer van Hillenraed (o.a. ook bezitter van de laathof Asselterhof) en vertegenwoordigers van kloosterboerderijen, zoals de Beeckerhof, eigendom van de Roermondse Karthuizers. Belangrijk is ook om te weten dat de heer van Hillenraedt niet alleen grootgrondbezitter was, maar ook een groot aantal rechten in Swalmen had. In 1655 kocht namelijk Christoffel Schenck van Nideggen van Philips IV, koning van Spanje die sinds 1633 hertog van Gelre was, voor 18600 ponden de volledige jurisdictie in de heerlijkheid Swalmen en Asselt, inclusief het recht tot het aanstellen van schout en schepenen. De heren van het kasteel waren in deze streek vanaf die tijd zeer machtig. Ze konden ook allerlei herendiensten laten verrichten en alleen met toestemming van hen konden gemeentegronden worden verkocht. Ook waren ze in het bezit van het tiendrecht, het jacht- en visrecht en het recht tot benoeming van de pastoor van Swalmen. Het feit dat veel klachten gericht aan deze heer elk jaar weer terugkeerden, dus feitelijk gewoon genegeerd werden, valt dan ook goed te verklaren vanuit deze wetenschap. De schepenen, die rechtspraken, werden nl. door de heer van Hillenraedt benoemd..
Onderhoud van wegen
Rond 1700 waren er in Swalmen uitsluitend zandwegen. In de dorpskern zelf zal het onderhoud wel goed geweest zijn, maar in de buitengebieden was het vaak erbarmelijk. Hier werd heel veel over geklaagd. Diverse klachten gaan over het feit dat de weg vol kuilen zat, ontstaan doordat mensen zand wonnen op de plaats van een weg. Dat was natuurlijk makkelijk, zand graven in een zandweg, een stuk makkelijker dan wanneer je eerst hei moest ontginnen. Soms werd er zelfs turf gestoken, die blijkbaar aanwezig was in de ondergrond van een weg. Een keer was er een klacht over een boer die een mestfaalt had aangelegd op een openbare weg!Akkerland en vee
Een tweede veel voorkomende klacht betrof het vernielen van akkerland. Boeren legden soms smalle wegen aan door hun land om mest over uit te rijden, de zogenaamde "mistwegen". Dit waren smalle wegen, voornamelijk gebruikt voor dat doel. Mest uitrijden gebeurde enkele keren per jaar, het was de voornaamste manier om de grond vruchtbaar te maken. Koeien stonden op stal op heideplaggen. Als deze doordrenkt waren met mest kwam er een nieuwe laag plaggen bij, de koeien stonden zo op een gegeven moment tot bijna aan het plafond. Dan werd het tijd om mest te gaan rijden. Maar schaapherders liepen met hun kudde op weg naar de hei ook over deze "mistwegen". Die was natuurlijk veel te smal voor al die schapen. Dus ook een deel van de akker werd vertrapt. Een keer kwam er een klacht dat jonge kinderen schapen hoedden. Die waren niet in staat om de schapen in toom te houden waardoor veel vernield werd. Wat ook vaak gebeurde was dat er onenigheid was over de grens van omploegen. De pachter van de Asselterhof, de grootste pachtboerderij van Swalmen, in bezit van de heer van Hillenraed, lag voortdurend in de clinch met de pachter van Beeckerhof. Beeckerhof was een pachtboerderij in bezit van het karthuizerklooster van Roermond. Er was doorgeploegd tot een stuk grond wat van de een was. Ook waren er veel klachten over omheiningen die stuk waren. Of de valderen (valhekken) die nodig gerepareerd moesten worden. Veel vee ontsnapte en liep op het verkeerde weiland. Een klacht kwam van Jan Meuter die in het centrum van het dorp woonde en last had van de rondlopende varkens van de boerderij Beeckerhof. Geëist werd dat de varkens niet van het terrein konden ontsnappen. Er waren vaker klachten over deze varkens, bijvoorbeeld dat ze graasden op gemeenschappelijke grond die daar niet voor bedoeld was. Ze moesten oftwel op eigen terrein blijven, of ze moesten naar de Bosberg. Daarnaast hadden de boeren vaak last van wilde dieren en vogels. Konijnenplagen, spreeuwenplagen, ganzenplagen, zelfs duiven van andere eigenaren waren tot last. Gevraagd werd om dieren te mogen afschieten. Ganzen die vertoefden op het land van de kasteelheer, maar van daaruit ook omliggend land onveilig maakten, wilde men afschieten tot op het land van de kasteelheer, maar die moest daar dan eerst toestemming voor geven.Het dorp als commune
De inwoners van Swalmen leefden in veel opzichten in een soort commune. Veel dingen werden gedeeld, ook werd er aan veel dingen samen betaald. Zo was bijv. de bosberg van iedereen. Varkens werden gehoed op de bosberg door een gezamenlijk betaalde varkenshoeder. maar er waren klachten dat sommige mensen zelf hier hun varkens gingen hoeden, tegen de afspraak in, en dan ook niet meebetaalden aan het salaris van de varkenshoeder. Dat was asociaal en werd openlijk afgekeurd. De bosberg was overigens een gebied dat al in de middeleeuwen die functie had. Ook boeren van Brüggen en Bracht mochten daar varkens hoeden. Dit was afgesproken in de zogenaamde bosrol. (Mocht het gebeuren dat er eikels ("Eijcken") in het woud zijn, dan zullen de schepenen van Swalmen naar de Brachtse zijde gaan en de varkens in het bos brandmerken ("und borren die fercken op den waldt") en twee schepenen van Brachter zijde zullen de varkens van Swalmen brandmerken;) Maar in de loop van de tijd werd deze afspraak vergeten. Ook bij deze voogdgedingen weer klachten over onduidelijkheden over het gebruik van de bosberg. In de 19e eeuw ontstond zo zelfs een heuse "bosoorlog"!Ook waren er afspraken over het gemeenschappelijk onderhouden van wegen, steegjes, beken en sloten. Als iemand nooit meedeed werd hij hier tijdens een voogdgeding in het openbaar over aangesproken.
Dan waren er de gemeenschappelijke bleekweiden. Die werden gebruikt om de was te laten bleken en drogen. Een klacht ging over het klandestien bepoten van zo'n bleekweide met wilgen. De schepenen gelastten de betrokkene deze wilgen binnen 14 dagen weer weg te halen.
Verder hadden de mensen gezamelijke waterputten. Een klacht ging over het ontbreken van zo'n put. Dit werd gehonoreerd: de gemeente zou zorgen dat er een put werd gegraven. Ook was er een klacht over het niet open houden van een straatriool door een buurman. Dat was blijkbaar een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
De tiendheffers (in Swalmen vooral de heer van Hillenraed en enkele kloosters) dienden te zorgen voor dekhengsten, dekstieren en dekvarkens. Ook voor ijzeren eggen om het land te bewerken. Hier werd dan door degenen die tienden betaalden gezamenlijk gebruik van gemaakt. Een veel terugkerende klacht was dat de tiendheffers hier niet voor gezorgd hadden. Verder werd er geëist dat een dekstier niet in een weiland werd gezet waar hij alles kapot maakte, maar in een stal.
Mensen die dicht bij de kerk woonden hadden de gezamenlijke taak om bij onweer de kerkklokken te luiden. Dan werd iedereen er op geattendeerd om voorzorgsmaatregelen te nemen. Onweer was gevaarlijk, huizen konden snel in brand raken. Als iemand verzuimde om dat te doen, dan moest hij al zijn buren op een pint bier trakteren, gezamelijk te nuttigen. Als er een natuurramp was geweest zoals hagel of overstromingen, dan werd het gebied geinspecteerd door onpartijdige functionarissen van naburige gemeenten en dan werd er vermindering of vrijstelling van belasting aangevraagd bij het gerecht in Roermond. In deze tijd speelde een klacht dat de inwoners van de Lanck dachten op vermindering van belasting recht te hebben. De schepenen vonden dat ze daar nu eindelijk maar eens over moesten ophouden.
Een andere opvallende klacht betrof het feit dat een buur bomen had gepoot dicht bij het huis van een ander, waardoor licht werd weggenomen. Licht in huis was uiteraard belangrijk. De ramen waren toch al klein, en kaarsen duur. Elk sprankje zonlicht was dus belangrijk.
Adel en kerk
Sommige klagers richten zich rechtstreeks tot de heer van Hillenraedt, die overigens ook meestal aanwezig was bij zo'n voogdgeding. Deze heren waren in het bezit van een dwangmolen, d.w.z. een molen waar de boeren verplicht waren om gebruik van te maken. De heren inden daarover dan belasting. Dit was waarschijnlijk duurder dan wanneer men gebruik maakte van andere molens. De boeren wilden wel eens weten of ze dat echt moesten doen. "Hij moest de akte waar dat stond maar eens laten zien", ze geloofden er niks van. De heer van Hillenraed weigerde om deze te laten zien, en zei dat hij dat recht al had sinds mensenheugenis. Twee jaar later bij een volgend voogdgeding werd de klacht herhaald, met hetzelfde resultaat. Een enkele keer gaf de heer ook iets toe, bijv. als er een weg was vernield door toedoen van zijn ondergeschikten. Behalve dat de heer van Hillenraed een dwangmolen had en waarschijnlijk nog meer van dat soort zaken, benoemde hij ook de pastoor. Adel en kerk waren zo twee handen op een buik. Maar hij had ook plichten. Zo moest hij bijv. zorgen dat er bij zijn molen een schuur of luifel kwam, waar de paarden konden schuilen als de boer wachtte tot het meel gemalen was. Ook hier was een klacht over, dat deze schuur tegen de afspraak in ontbrak. Waarschijnlijk was deze in de loop van de tijd vervallen en afgebroken en niet opnieuw opgebouwd.De kerk bezat ook grond, zowel die van Asselt als die van Swalmen. De kerkmeesters van Asselt hadden ook af en toe een conflict met de Karthuizers. Hun landerijen grensden aan elkaar. De kerkmeesters beweerden dat de karthuizers hun schapen niet binnen de hekken hielden. De karthuizers schoven de schuld op Asselterhof, een boerderij van de heer van Hillenraed. Niemand bekende schuld, hier konden de schepenen dan ook weinig mee. De grond die bij de pastorie van Swalmen hoorde gingen de mensen als een soort gemeenschappelijke grond zien, waar ze wilgen op gingen poten. Wilgen waren erg belangrijk, je kon er allerlei dingen mee maken, van manden tot het gebruik in de bouw van een huis. Het hebben van wilgen was zelfs een tijdlang belast. Maar ook hier weer een klacht: daar was de grond van de pastoor niet voor bedoeld! Uit een klacht bleek dat het karthuizerklooster de plicht had om de kerk van Swalmen te onderhouden en van versieringen (ornamente) te voorzien, hetgeen blijkbaar niet gebeurde. De pastoor vroeg ook om geld voor het herstellen van kapotte ommuringen aan de gemeente, dit was blijkbaar iets dat door de gemeente betaald en gedaan moest worden. Ook moest er geld komen voor de dorpsschool, die nodig onderhouden moest worden. Een belangrijke functie van de kerk was ook de klok, die je al van verre kon zien. Als die kapot was waren de mensen onthand, ze wisten niet hoe laat het was. Een klacht ging over de kapotte klok.
De Swalm, vissen, visvijvers, vismarkt
Er werd veel gevist in Swalmen. De grachten rond Hillenraad en de Spick bijv. zaten vol met vis. De Karthuizers lieten een grote visvijver aanleggen bij Beeckerhof, waardoor ze in eerste instantie een weg vernielden. Ze beloofden deze weg om de vijver heen opnieuw aan te leggen. Swalmenaren gingen s' nachts stiekem vissen in deze vijver, en daarbij vernielden ze ook nog eens heggen. Verder kon er gevist worden in de Swalm en in de Maas. Maar ondanks de grote hoeveelheid vis mocht er in Swalmen geen vis verkocht worden, want dat was een marktrecht dat exclusief voor Roermond was. De vis moest dus naar de markt van Roermond. De schepenen vroegen zich af of er toch niet ook wekelijks een kleine markt voor de ingezetenen gehouden zou kunnen worden. Verder waren er klachten over het afbatten van de Swalm, waardoor deze sneller overstroomde. En ook waren er diverse klachten over het slechte onderhoud van loopbruggen (vonderen).Bijlage
Voorbeelden van enkele klachten in een aantal voogdgedingenZie voor de volledige afschriften van de voogdgedingen www.loegiesen.nl
Literatuur over voogdgedingen:
- Frederijck Frederijck klaagt dat de greppel langs de Wijlerstraet telkens wanneer hij deze weer in orde brengt, weer wordt dichtgetrapt door schapen, varkens en ander vee. Doordat de weg niet wordt onderhouden, wordt zijn erf als doorgaande weg gebruikt. (1662)
- Hendrick Croempvoet heeft zijn mestvaalt op de weg gemaakt waardoor niemand de straat kan gebruiken. (1662)
- Schepen Hendrick ten Dam klaagt dat Jennis Cueven het water in de Beeckstraet 'op halt ende nyet en laet affloopen'. (1668)
- De gezworenen klagen op verzoek van de naburen dat men heeft begrepen dat de korenmolen een dwangmolen zou zijn, hetgeen hen onbekend is, en zij verzoeken om documenten te overleggen waaruit dit zou blijken ('wort oock becroont bij de geswoerens op versueck der naebueren dat /:soo men verstaen heeft:/ de coeren muelen een dwanck muelen soude wesen, twelck hun onbekent is, oversulcx versuecken exhibitie der documenten waerbij sulcx soude blijcken'). (1668, zie ook 1670)
- De gezworenen verzoeken namens de naburen om een veehek te hangen 'aen Mansvoet' op de Heij om zodoende het veld te 'bevreyen' en grotere schade te voorkomen. De gezworenen verzoeken namens de naburen om er voor te zorgen dat de koeien en schapen uit alle broeklanden zullen blijven en de herder zullen volgen. (1668)
- Er wordt verzocht om een verbod in te stellen 'dat geen sant meer soo naer aen den gemeynen wegh op gen Heij sal gehaelt worden' en om om dit strafbaar te stellen met een geldboete. (1668)
- Gordt Slabbers klaagt dat de Swalm niet wordt geveegd aan het Bremmers Cempken boven aan gen Houdt tussen het land van hem zijn consorten enerzijds en Goossen Gielen en consorten anderzijds, aan de zijde van Hillenraedt, waardoor de Swalm hier helemaal is dichtgegroeid; hierover is reeds vaker geklaagd. (1668)
- Er wordt geklaagd dat de kartuizers de weg aan Beeckerhoff tegen hun vijver ('weijer') met het uitgraven van deze vijver 'schandich hebben gemaeckt'. Zij hebben beloofd om de weg aan de andere kant te leiden en te onderhouden, maar deze belofte is tot op heden niet nagekomen (1668, zie ook 1722)
- Item alnoch wordt bij de voorss. paters becroont dat Geurt Quijten halffman tot Asselt te naer is ackerende op den Leigraeff aen de stenen brugh comende van Wijershoff versoeckende dat den selven halffman sal worden belast dry voeten te blijven van den Leigraeff ende laten leggen voor graeff - Hier over beleedt gehalden soo versoeckt den halffman Goert Quijten dat de heeren Cartuijsers hun bescheedt sullen inleveren ofte de copije om te weten hoe wijt hij sal moghen ackeren anders sou det voor[ss] eerff blijven gelijckt geackert is. (1669)
- De naburen van Cropper honschap versoecken dat die wijen sullen affgehouwen worden die welcke sijn staende op het broecxken tussen Jelis van Oost erff ende de Swalm ende tot bleick sal blijven leggen gelick het voor desen geweest is - Gericht ordonneert aen partijende weyen op het broeckxen staende inwendigh 14 daghen te ruymen ofte andersints geruymt ende afgehouwen sal worden ende tot een bleeck sael blijven. (1669)
- De naburen van Asselt clagen dat den gemeinen wegh comende van Asselt gaende naer den Meulenwegh te nau is, versoeckende dat daerinne versien mach worden en dat verboden sal worden dat niemant met eenige schapen sal drijven over dat mistwegsken dat van den Heisters badt naer de O in geet. (1669)
- De gesworens in name der gemeinte versoecken dat den heer haer sal laten in recht ende privilegiën gelick sijn Ed. heeft belooft. Als namentlick wederom op te maken een luiff off een schop gelick voor desen geweest is aen de meulen daer de peert en karren onder het droogh staen konnen. (1669)
- Item alnoch versoecken de selve dat het vonderen aen den Aldeborgh behoorlick sal worden onderhouden. (1669)
- De kerkmeesters en naburen van Assel verzoeken om in de kerk af te kondigen dat iedereen die wilgen of andere aanplant heeft staan in het broek [genaamd] de Koeckensbergh [of staat er: Hoechensbergh], welk houtgewas enkel toebehoort aan voornoemde kerk, deze aanplant binnen een maand moet ruimen. Tevens verzoeken zij van het gerecht toestemming om deze aanplant 'metten clockenslagh te moegen afhouwen' en een verbod af te kondigen om hier nog langer bomen aan te planten.
- Casper Boomen, gezworene, verzoekt dat de heer [van Swalmen] de gemeente handhaaft in haar oude gerechtigheden en privileges. De heer, aanwezig, verklaart 'sijn leven geen andere intentie gehadt te hebben als de gemeynte voor te staen' en verzoekt om nadere voorbeelden. Boomen verzoekt hierop om aan te tonen dat de molens te Swalmen dwangmolens zijn ('dat deselven sal gelieven te thoonen off de muelen alhyer tot Swalmen dwanck sijn ofte nyet'). De heer verklaart dat hij dit recht sinds mensenheugenis bezit en weigert de gevraagde documenten te tonen ('employeert daertegens d'immemoriale possessie ende sustineert int versueck hyer bij gedaen ongehouden te sijn').(1670)
- Casper Boomen klaagt dat de openbare weg die van Bruggen naar Ruremunde loopt aan de Boeckensdries wordt 'vuytgeladen' en dat de Lieckwegh die van de Boeckcoel naar de kerk loopt 'vytgegraven ende doergestecken' is en bijna door het erf van de heer loopt. De heer zegt toe dat hij de weg aan Boeckensdries zodanig zal herstellen dat daarover geen klachten meer zullen zijn. De 'vuytlaedinge' die aan de weg van de Boeckcoel is gedaan, is niet door de heer gedaan. Door de 'vytlaedinge' zijn diverse bomen die zijn eigendom zijn, omgevallen, en de heer verzoekt hiervoor een vergoeding. (1670)
- De kerkmeesters te Assel herhalen eveneens het vijfde artikel van het laatst gehouden voogdgeding en verzoeken bovendien om bij kerkenproclamatie af te kondigen dat niemand in het omstreden gebied schapen zal mogen weiden; tevens verzoeken zij om de kartuizers te gelasten om geen verdere afzettingen ('tuynen') meer te leggen in het Eppenbroeck, zoals nu in strijd met hun recht hebben gedaan. De paters verklaren dat zij niet gehouden zijn de verzochte 'luyckinge' te doen, daar zij nooit 'geluyckt' hebben. Bij hun schapen is bovendien altijd een herder aanwezig. Zij zeggen toe om eventuele schade ontstaan door hun vee, te vergoeden. Volgens hen ontstaat de huidige schade door de herder van Assel die met zijn kudde vee in het Eppenbroek komt, en probeert deze om de schade af te schuiven op de kartuizers. (1672)
- De naburen van de Cropperstraet klagen dat de halfmannen op Beeckerhoff en Noenhoff weigeren om hun vee te hoeden ('te heerden') op de Bosch; zij verzoeken om hen te verbieden hun varkens en schapen op de gemeentegrond te hoeden of bij in gebreken blijven deze beesten te mogen opdrijven. (1686)
- Jan Bongarts c.s. in name als boven klagen dat de tiendheffers de gemeenschap niet voorzien van een 'verre, beer ende eenen sprinckhenghst' zoals wel behoort te gebeuren en ook in buurgemeenten gebruikelijk is. (1686, zie ook 1697)
- Jan Bongarts c.s. namens de gemeente klaagt dat de paters kartuizers in gebreke blijven 'de kercke tot Swaemen te doen versien van de noodighe ornamenten ende van de selve te helpen onderhouden' zoals zij verschuldigd zijn. (1686) v De gezworenen namens de gemeente zeggen dat de school niet wordt onderhouden van de gemeente, met het verzoek hierin te voorzien. (1686)
- De naburen klagen dat sommige particulieren hun varkens niet met de varkenshoeder ('swijnnen') mee sturen, met het verzoek dat zij desondanks de helft van diens loon zullen moeten betalen. (1686)
- De gezworenen als voren klagen dat de halfman van Beeckerhoff zijn vee zelf hoedt en niet met de gemeenschappelijke herder ('dat den halffman van Beeckerhoff niet en sal hoeden mit sijne beesten dan dat hij sal heirden mit den gemeynen heirde van die gemeynschap en niet in particulieren'). De gezworenen klagen namens de gemeente dat iedereen zijn schapen en varkens als van ouds op zijn eigen erf moet houden of deze met de gezamenlijke herder moet laten hoeden; zij protesteren tegen de schade die anders ontstaat. (1687)
- Bernard Nickmans klaagt over het poten van enkele bomen door Geurt Lemmen op de gemeente tegenover klagers huis, waardoor hem mettertijd het licht in zijn huis zal worden ontnomen ('claeght over de pootinge van eenige boomen door Geurt Lemmen op de gemeynte tegens des voors. Nickmans huys geplant waerdoor mitter tijt hem het licht in sijn huys sal worden benoemen').
- Wy oock claeghen over het uhrwerck dat het selve sijnen voortsganck niet en heeft, wy oock van de heelen aen de klocken, versoecken insgelicx versieninghe. (1696)
- Den eerw. pater Scheffener der Carthuijs versoecken dat de thiendtwegen behoorlick moghen worden geoepent." (1696)
- De geswoorens in naeme van de gemeynte becroonen datter niet en wordt gehalden vahr, bair, springhaingst, isere eeght, gelijck de besitters van de groote thiende gehouden sijn te doen, welck niet en wordt geobserveert, versoecken dar daerinne magh worden versien. Wordt die groote thienthebbers belast ten dienste van dese gemeynte te houden den vahere, bair, springhainghts, isere eeght, ten waere sij hadden eenige redenen ter contrarien waervan sij den gerichte sullen hebben te verstendighen binnen 14 daegen, actum Swalmen den 14 may 1697.
- Den selven heere pastoor becroont dat de kerckebruggen niet behoorlick en sijn gerepareert, versoeckt remedie. Den selven pastoor claeght dat de kerckhoffsmoeyr begint te vervallen, versoeckende dat deselve magh worden gerepareert. (1697)
- De geswoorens versoecken dat de vischen op gemeyne waeteren alhier gevanghen moegen worden aengegeven, voor ende aleer die te coop sullen worden gebrocht, ende daertoe gestelt eene plaetse, op dat een ieder daervan sijn gerief magh hebben. (1697)
- Den eerwaerden heere pastoor claeght dat aen het Eppenbroeck langhs de Carthuysers weyde niet en wordt gelouckt, versoeckende daer over remedie. Den eerw. heere pastoor seght gemeyn ende gebruyckelick te sijn, dat alle deghene die langhs de gemeynde sijn erve is hebbende, oock moet loecken, versoeckende als boven.
- Jan Daemen Coenen claeght dat sommige naebuyren onderstaen den gemeynen wefg aen den Laeckbergh treckende naer den Meulenwegh op vuyt te vaeren ende vuyt te stroyen, waerdoor de nabuyren tot Middelhoven ende voorts de heele gemeynte alhyer in't mist ende kooren vaeren merckelijcx worden vernaerdeelt, ende denselven wegh nyet meer en sullen connen gebruycken, tenzije daerinne worde versien. T'gericht gehoort het rapport van de geswoorens alhyer oculaire inspectie van den wegh hyerinne vermelt, genoomen hebbende, verbiedt aen alle inwoonderen alhyer eenigen sant meer vuytten selven wegh te haelen, op pene van eenen goldtgulden bij yeder contraventeur te verbeuren ende sal dese worden gepubliceert ende geaffigeert, actum tot Swalmen den 22 may 1710
- De geswoorens claegen dat aen't Bockoulder Broeck ontrent Aquarius baendt bij ende in den gemeynen wegh differente cuylen gemaeckt ende daervuyt torff gegraeven soude sijn, waerdoor gebeurt datte naebuyren den selven wegh mit torffvaeren ende anderssints nyet langer sonder gevaer en connen gebruycken, verclaerende Willem Deelissen hye present dat Peter Pijpers de voorss. ipso conspiciente soude gemaeckt hebben, versoeckende hyerinne prompte versieninge. T'gericht belast aen Peter Pijpers de cuyle hyerinne vermelt binnen drye daegen te vullen op pene van eenen goldtgulden ende hem in toecommende t'onthouden soodaenige cuylen in ofte intrent de weegen meer te maecken, ende deselve weegen te beschaedigen op gelijcke pene van eenen goldtgulden, actum tot Swalmen den 22 may 1710.
- Jan Meuter claeght dat de verckensweynen van Beeckerhof ende Boeckesdries commen mit hunne verckens binnen het dorp alhyer ende dat terwijlen der voorss. sweynen spe..en de verckens de moesgaerden bederven, versoeckt remedieringe. Den heere rentmeeester Wijhers claeght datte meulendijcken door de verckens soo daer op gedreven worden, worden bedorven, versoeckt remedieringe. (1717)
- De geswoorens claegen datter een eynde over het dispuyt van de Lanck ofte verminderinge in den hooft ende beestenschat moet gemaeckt worden (1717)
- De geswoorens claegen datten halffman van de Baecxhoeve in den gemeynen naebuyr diensten nyet en wilt dienen, nochte oock de gemeyne wegen, stegen, straeten, beecken ende leygraeven helpen repareren respective ende veegen, versoecken hyer inne versieninge. (1719)
- De naebuyren van 't Cropper hontschap claegen dat dye van Elmpt 82 van hunne koyebeesten den 23 mey lestleden van den bosch hebben ewegh gehaeldt ende drye daegen aldaer gehouden nyettegenstaende dat sij op geoorlooftde plaetsen hadden geweydt, vraegen vergoedinge van schaede ende intressen deswegen geleden. (1719)
- De geswoorens claegen over de mennichte van de coninen waerdoor de naebuyren van den Bockoul naer den candt van de Leeverohe ende het Holt grooten schaede aen hunne vruchten lijden, ende versoecken daerinne versieninge. Den heere rentmeester Wijhers seght tegens de boevenstaende clachte alrede eenige gestelt te hebben ende noch meer te sullen stellen, om de voorss. coninen te ruïneren. Ydem claegen datten gemeynen man tegens het reglement duyven halden, dye om de mennicht van de selve het veldt bederven. (1720)
- De geswoorens claegen dat sommige naebuyren kleyne coppelkens schaepen sijn houdende ende dye door kleyne kinderen laeten hoeden, waerdoor veel schaeden int veldt wordt gedaen, wye oock door deselve de koye beesten laeten leyden op de wegen, opt veldt ende anderssints, versoecken daerinne remedieringe. (1720).
- Niet voogdgeding, maar schriftelijke klacht: Buijckman schrijft dat de prior van de Karthuizers er over heeft geklaagd dat de aanplant en de heggen rond de Beeckerhof worden vernield door Swalmenaren die in de kleine wijher achter de nieuwe grote wijher aldaar gelegen bij nacht en ontij "met werp?, cleeffgaerens ofte andere vischgetouw" de vissen uit het water proberen te halen. In de kerken van Swalmen en Asselt wordt door de bode aangekondigd dat dit wordt verboden op straffe van 3 goudguldens per overtreding. (1722, zie ook 1668)
- Ten vierden wordt door den selven gesworen geclaeght over de groote mennichte van konijnen, als spraenen [spreeuwen], dewelcke in soo mennichvuldigheyd sigh ophieler in het Hoever broeck ende met geheele vluchten waeren vliegende op de vruchten, dat de selve geheel waeren bedervende ende affgegeten, versoeckende dat aen de naebueren mochte worden verleent permissie om deselve doot te schieten. T'gericht verclaert dat hierover sal worden geschreven aen sijne excellentie den heere deser heerlijckheyden. (1725)
- De selve claegen oock dat de Swalme tegens den Olenbergh wierde soodaenigh toegebadt, dat door de engde ende opswellende waeter ende stortregens deselve haeren cours niet en can hebben, waer door de naebuyrige weyden quaemen te verdrincken. T'gericht belast nochmaels aen Hendrick van Dam de batte hierinne vermelt vuyt te werpen binnen een maendt a dato deser op peene van vijff goltgulden, ende datten heere scholtis wordt gecommitteert bij faute van dyen sulx op dobbele costen te doen effectueren. T'gericht verclaert dat de batten hier inne vermelt sullen worden alvoorens besichtigh. (1726)
- Deselve geswoorens hebben oock clachtelijck te kennen gegeven dat de nabueren van de kercke alhier soo negligent ende onachtsaem sijn, in luyden ende trecken van de klocke tijde van donder ende onweder, versoeckende dat daerinne magh worden voorsien. Wordt de kercke nabueren belast promptelijck de clocken te trecken ende te luyden tijde van donder ende onweder, op pene van een kintier bier door een ieder niet comparerende nabuer te verbeuren ende door de comparerende nabueren gesaementlijck te verteeren, actum ut supra. (1729).
- Item deselven in naeme der gemeente hebben becroont dat int dorp geenen gemeenen putt en is, versoeckende voorsieninge. T'gericht verclaert dat daerinne sal worden voorsien naer behooren, actum ut supra (1730)
- Voogdgedingen in de landen van Overmaze (Publications 1870, pag. 333-350, Eg. Slanghen)
- Limburgse geschied- en oudheidkundige schetsen, oude rechtstoestanden en gebruiken in de Nederlanden, vooral in Limburg. Hierbij o.a. ook stukje over voogdgedingen (Publications 1916, Flament)
- Costumen der vrije heerlijkheid Wittem, gewoonterecht 1550, (Publications 1882, Habets)
- Van Stad en buitenie, J.F.A. Wassink. Maaslandse Monografieën 68. Een institutionele studie naar bestuur en rechtspraak in Weert 1568-1795. Uitgeverij Verloren, 2005.