De stadsbrand van Roermond in juli 1554

 

Uit: De brand te Roermond in Juli 1554. Door J.S.van Veen.Limburgs Jaarboek X-1.(1904)

"Den 16 juli 1554 ontstond te Roermond een hevige brand die het voornaamste rijkste en beste gedeelte der stad vernielde en den 25 dezer maand werden de muren en schoorstenen, die nog stonden, door een hevige wind omver geworpen, waardoor de stad in grote armoede verviel."
Nijmegen zond 100 Ridderguldens en Gelder 5 wagens met levensmiddelen. Volgens Drs.J.G.C.Venner telde Roermond ongeveer 1300 huizen waarvan er omstreeks 950 afbrandden. Fragment uit een brief van de Magistraat van Roermond aan het Hof. Vrijdag 20 juli 1554. "…

Afbeelding met daarop bluswerkzaamheden in een Middeleeuwse stad, uit: "Amtlicher Berener Chronik" van D. Schilling. Bürgerbibliothek, Bern

"Hoe grote ellende, jammer, moord en brand verleden Maandag binnen deze arme, vernielde, Zijne Koninklijke Hoogheid, onser allergenadichste heren, stad Ruremunde aangericht is, in twee delen, zoals het hart en belangrijkste der stad, en verder het meerendeel van het goede, welke niet te schatten is, daarin met grauwzaam en heftig vuur zijn omgekomen. Daarentegen ongeveer het derde deel, zijnde het armste, is blijven staan, zoals U.W.E.en L. het meeste van die gebeurtenis u wel bekend zal zijn. Want het belangrijkste van de Neerstraat, de hele Brugstraat met de voorstad over de brug, de stads-toren, alle huizen op de markt, de Moederkerk met de voorstad bij die plek, de hele Swalmerstraat met het Carthuiserklooster tot en met de Muurkenspoort, de hele straat van de voogdij beginnende met Johan van Loms huis, Heilige Geestkerk, Regulierenklooster, de Steenweg, Schoenmakerstraat, en wat daar aan grenst; idem de Visserstoren, Klokkentoren, Goude toren, Werner toren en verder meer anderen, aan die kant gelegen, uitgebrand. En zijn de burger-huizen en kerken allemaal tot op de grond afgebrand en weinig goederen gered kunnen worden, want de brand tijdens de grote droogte en deze sterke wind heeft iedereen zeer snel en onverwacht overvallen ."Fragment uit Brief van het Hof (Arnhem) aan de regentes:" Allergenadichste vrouwe, Wij nemen aan, dat Uwe Majesteit wel vernomen zal hebben van de vreselijke brand, die op de 16e dag van Juli laatstleden te Ruremunde heeft plaats gehad, die welke zo groot geweest is, dat drie van de vier delen van de stad met de grote en collegiate kerk en alle kloosters, behalve het Munster en de Cruysbroeders, geheel afgebrand zijn. Welke drie delen de rijksten van de stad waren, terwijl het vierde-deel, dat is blijven staan het armste kwartier is. Daarna zijn door de grote storm op St.Jacobs dag laatstleden, veel gevels en schoorstenen, die waren blijven staan, omgestort en in de kelders gevallen, zodat op die zelfde dag, voor meer dan om 25m gulden schade geleden is. Bovendien heeft men 13 personen op deze, en eerdere dagen dood gevonden." (Enz.) Brief van de drossaert der stadt en land van Heusden, 24 okt.1554:" Ik Gheryt Spierinck van Well, drossaert van stad en land van Heusden, wil u mededelen, dat ik namens de Roomse Keys.Majesteit, unze allergenadichste heer, hier heb "geapprehendiert" en verhoord genoemde drie delinquenten en "quade doenders", waaronder er een is geweest genaamd Gerit, zoon van Jacob Haekenn, geboren in Gemert, alias Schell van Gemert, die, nadat hij door de scherprechter ondervraagd was, buiten veel en meer andere kwade feiten van moord, moordbranden, straatschenden, kerkberovingen en dergelijke bekend heeft, "ongeheckt, ongebonden ende buyten pyne", dat hij raad en daad gegeven heeft tot moortbranderij van de stad Ruremunde, zoals zal blijken bij het laatste artikel van zijn bekentenis, die welke voornoemde Scheel met zijn eigen hand en naam onderschreven en ondertekend heeft, welk artikel hier onder volgt:Op de drie en twintigste September vijftienhondert vier en vijftig, heeft Scheell van Gemert, geexamineert en ondervraagd over het moordbranden van de stad Ruremunde, verteld en bekend, dat hij deze zomer, omtrend de oogst, bij Ruremunde geweest is en geadviseerd en geholpen heeft, bij de voornoemde moortbranderij, waarbij ze met zes personen waren, zoals hij, Scheel voornoemd, Jan Rijcks van Oosterwijck, Steffel Quartel, Derick van Schalckwijck, de herder uit Zeelandt, Corthans van den Schluys, en dat zij op drie plaatsen de poppen hebben gelegd: een aan de muur in een hoog huis achter de kerk, de tweede achter ´t monnikkenklooster in een berg, de derde daarnaast in een klein stroo-huisje, en dat alles is gebeurt in de nacht tussen elf en twaalf uur. En dat de brand de volgende dag tegen de avond aangestoken werd; dat Corthans, Derick van Schalckwick en de herder die aanslach gepleegd hebben en dat Corthans het geld toonde, waarvan hij vertelde dat hem dat gegeven was, omdat te doen; en dat hij niet eens in de stad geweest was, maar samen met Rijx en Quartel, hebben ze die nacht het leer bewaard, waarmee de anderen over de muur aan de Maaspoort zijn geklommen.Ondergetekend aldus: Ik Gerit Jacobssoen beken dat dit zo is gebeurt.Ter oorkonde heb ik Gherit Spierinck van Well, drossaert voornoemd, mijn zegel hieraan gehangen in het jaar vijftienhondert vier en vijftig op de vier en twintigste dag in October."

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"