Roermond 1550-1716 door Jos Habets

GEBEURTENISSEN OP GODSDIENSTIG EN STAATKUNDIG GEBIED IN HET OVERKWARTIER VAN GELDERLAND, SEDERT DE OPRICHTING VAN HET BISDOM TOT HET BEGIN DER XVIIIde EEUW.

Inleiding 1540-1566 1566 1567-1572
1572 1572-1632 1632-1637 1637-1716

1632-1637: Roermond in Staatse handen

Roermond bleef nu vereenigd met de Zuidelijke Nederlanden tot in 1632, toen ook Maastricht, Straelen en Venloo in handen der Staatschen vielen. Venloo gaf zich den 1 Juni over en nu werd Roermond aangetast. Nauwelijks waren de loopgraven geopend of graaf Ernest Casimir van Nassau werd door een kogel getroffen en overleed denzeIfden avond. Frederik Hendrik begaf zich hierop terstond naar Roermond, dat dienzelfden nacht (6 Juli) bij verdrag overging. Den volgenden dag verliet de Spaansche bezetting, slechts 300 man sterk, de stad, en onmiddellijk daarna, nam de stadhouder, van Randwyk, met zeven vendelen te voet en een vendel te paard, bezit van de veste.
De voornaamste artikelen van de capitulatie luidden als volgt:
  1. "Dat die van Ruremonde zullen aen te wysen hebben eene bekwame kerck voor die van den gezuiverden Godsdienst, hetzij St. Joris of eene andere."
  2. "En aangezien zij zich vrijwillig onder de gehoorzaemheid der Vereenigde Nederlanden begeven, zoo zullen alle inwoners, geestelijk of wereldlijk, bij hunne privilegien, rechten en oude herkomsten beschermd en bewaerd worden; het openbaar gebruik van den Roomschen godsdienst en dat harer stadsinkomsten zal hur vreedzaem toegelaten worden."
De stedelijke regeering stond aan de Protestanten het gebruik der Begijnenkerk af-, maar deze waren daarmede niet tevreden; zij namen den 3 Juli bezit van de kathedraal- - toenmaals de H. Geestkerk - en de bisschop met het kapittel was gedwongen naar de parochiekerk van St. Christoffel te verhuizen.
Ook werden toen, ingevolge art. 15 der overgave, de papieren van de Rekenkamer van Gelderland, die eene groote historische waarde hadden, naar Arnhem gevoerd.
Al spoedig begon niet alleen te Roermond, maar ook in de andere plaatsen van het Overkwartier, waar de Staatschen meester waren, de vervolging der Katholieken zich te doen gevoelen. Om evenwel den schijn daarvan te vemnijden, noemden de Staatschen hunne vervolging Retorsiën, dat wil zeggen, daden 'van wraak over onrecht, door de Spanjaarden hun aangedaan; zoodat de onschuldige moest boeten voor den schuldig gewaanden vijand. Te Roermond en Venloo, waar de capitulatiën in voege waren, durfde men niet sterk ingrijpen, maar op de dorpen werden de Katholieken hevig vervolgd. De pastoors en priesters werden uit het land verdreven en de uitoefening van den Katholieken godsdienst onder zware straffen, verboden. De geestelijken, die in het land bleven, moesten zich in wereldlijke kleederen hullen, en de H.H. Sacramenten in het geheim toedienen. Overal werden pogingen aangewend om de overwonnen landstreken te protestantiseeren. (1)
Gelukkig duurde deze vervolging niet lang. De kardinaal Infant, die als gouverneur der Spaansche Nederlanden aan de aartshertogen was opgevolgd, nam den 24 Augustus 1637 Venloo weder in en belegende daarna de stad Roermond.(2) De kommandant der stad, de Staatsche traditiën volgend, was al spoedig tegen de Katholieke inwoners en bizonderlijk tegen de geestelijkheid gekant. De Jesuieten namen hun voorzorgen. Den 25 Augustus zonden zij de talrijke studenten van hunne Latijnsche schulen weg; een gedeelte werd uit de stad gelaten en een ander gedeelte bij de burgers gehuisvest. lntusschen wachtten de paters met kalmte en gelatenheid den uitslag van den strijd af en stelden zich onder Gods hoede. Zij waren echter niet weinig verschrikt, toen zij vernamen, dat de Gereformeerden op eene bruiloft het besluit hadden genomen, het buskruit van het garnizoen in de kloosters te leggen, onder voorwendsel dat het daar het veiligste zou bewaard blijven. Met moeite werd de burgemeester, Theodoor van Ommeren, een vreemdeling en Calvinist, van dit voornemen teruggehouden; alleer eenige Nonnenkloosters, die niet bij machte waren geweest de gevorderde zware krijgscontributie te betalen, kregen buskruit in huis. De bezetting der stad, ongeveer 1100 man sterk, stond onder het bevel van den Staatschen majoor Carpentier en verdedigde zich dapper, maar was te zwak om al de muren te bezetten.

(1) KNIPPENBERGH, P. 226.
(2) Wij volgen betrekkelijk dit beleg het verhaal van een ooggetuige, geplaatst in de Publ. etc. du Li"ib., VIN, p. 333-379.

Wel had de majoor de burgerij uitgenoodigd, om aan de verdediging der stad mede te werken, maar deze weigerde op grond, dat zij niet wilde vechten tegen haren natuurlijken heer en koning. Den 3 September onderhandelde Carpentier met den vijand en verkreeg nog dienzelfden dag een voordeelige capitulatie voor het garnizoen.(3) De magistraat van zijnen kant machtigde den bisschop a Castro, den deken van het domkapittel, den prior der Kartuizers en den rector der Jesuieten, om een afzonderlijke capitulatie in naam der burgerij te sluiten(4).
Deze capitulatie werd door zijne hoogheid den prins-kardinaal verleend, op den voet als die, welke onlangs aan Venloo was geschonken. Het voorstel van den bisschop en der andere gevolmachtigden, om "vrijheyt van conscientie aan die der gereformeerde Religie te verleenen en hun daarbij te mainteneeren", werd door den prins-kardinaal verworpen. De predikanten Marsillus Rotanus en Werner Lachius moesten met het garnizoen de stad ruimen. De magistraat, grootendeels uit Protestanten samengesteld, werd afgedankt en door een nieuwen vervangen, die uit Katholieken bestond.
Den 4 September hield de prins-kardinaal zijn plechtigen intocht in de stad; de sleutels werden hem tegemoet gedragen, en door de nieuwbenoemden burgemeester, Frans de Pollart, aangeboden, die ze onmiddellijk ter bewaring terug ontving. Bisschop a Castro, die ingevolge van een plakkaat der Hollanders zijn bisdom niet meer mocht bereizen, bezocht nu, alhoewel oud van dagen, zijn getrouwe kudde en trachtte te herstellen, wat in die treurige dagen van onderdrukking was verdorven geworden.(5)

(3) Zie dit stuk in Publ. etc. du Limb., VIII p. 337.
(4) Ibid., p. 373.
(5) KNIPPENBERG, p. 228.

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"