Soldaten in Roermond rond 1600

J.B. Sivré, stadsarchivaris in Roermond tweede helft 19e eeuw, schreef een artikel in de provinciale almanak van Limburg van 1879 over de overlast van soldaten in Roermond van 1574 tot 1609. Hieronder een uittreksel en samenvatting van dat artikel met een eigen inleiding en enkele persoonlijke aanvullingen.

Nederland is Nederland geworden omdat het de Spanjaarden heeft verslagen. Willem van Oranje, onze volksheld begon met de opstand en Maurits en Frederik Hendrik maakten het karwei af. Zo is het algemene beeld, maar dat is wat ongenuanceerd. Nederland had gewoon ontzettend veel geluk. De Spanjaarden zat het financieel heel erg tegen zo vanaf 1572 en dat maakte dat ze niet in staat waren overal orde op zaken te stellen: ze konden geen soldaten recruteren en de bestaande legers konden ze nauwelijks betalen. Vooral in de grensgebieden was de chaos groot. Het had daarom net zo goed gekund dat heel Nederland Spaans was gebleven, maar ook was het goed mogelijk geweest dat een groter deel van de Nederlanden bij de nieuwe Republiek was gekomen. Roermond is typisch zo'n stad die op de rand van de souvereiniteitsgrenzen lag. Nog in 1572 had Willem van Oranje de stad veroverd en geplunderd, snel daarna was de stad weer ingenomen door de Spanjaarden, maar de toestand bleef nog lang ongewis. De magistraat van Roermond wilde maar een ding: dat de stad niet weer opnieuw geplunderd zou worden. Om die reden was er een zekere sympathie voor de Spanjaarden, maar erg van harte ging dat zeker niet. Tot de vrede van Utrecht in 1713-1715 bleef de stad steeds een garnizoensplaats zonder kazerne, d.w.z. er waren vaak honderden tot wel duizenden soldaten aanwezig die door de inwoners verzorgd en gevoed moesten worden. En deze soldaten kregen dikwijls nauwelijks soldij, waardoor ze aan het muiten en plunderen sloegen, en dat gebeurde niet alleen in Roermond maar ook het omringende platteland werd voortdurend geplunderd. Het ging tot 1702 vooral om soldaten in Spaanse dienst, behalve tijdens de kortstondige Staatse periode van 1632 tot 1637 en de Franse periode van 1673 tot 1679. Van 1702-1715 waren er weer Staatse soldaten gelegerd. Na 1715 werd het beter, er kwam toen ook een kazerne (zie raadsbesluit 5 augustus 1712). Van 1715 tot de Franse tijd waren de soldaten die in de stad gelegerd waren in Oostenrijkse dienst, want Roermond viel toen onder de souvereiniteit van Oostenrijk. Met de komst van de Fransen in 1794 breekt een nieuwe zwarte periode aan die 20 jaar zal duren.

Tot zoverre dit overzicht. Maar nu terug naar de beginperiode van de Spaanse opstand. 8 september 1574 werden vijf compagnies van het Spaanse regiment van de overste Polweiler in de stad geplaatst. Deze soldaten bleven zes jaar in de stad. Ze werden niet betaald, en verhaalden daarom wat ze dachten tekort te komen op de bevolking en op het omringende platteland. 1574-1580 was voor Roermond en omstreken een verschrikkelijke tijd. In 1575 sloten de soldaten de magistraat zelfs op in de kerk en lieten de heren pas weer los toen ze grote sommen losgeld betaalden. In die periode kon niemand 's avonds gerust over straat gaan. De stadswachters werd belet hun werk te doen en de soldaten ontwapenden de stadsschutterijen. Overal werden kelders opengebroken. In 1578 besloten de leden van de magistraat en de voornaamste kooplieden om de stad te verlaten. Toen was de stad helemaal aan de beesten overgeleverd. Toen het regiment eindelijk in 1580 de stad verliet haalde men opgelucht adem. Gedurende 24 jaar waren er nog steeds inkwartieringen, maar de overlast bleef relatief beperkt. In 1604 besloot de aartshertog, die het bestuur van de Zuidelijke Nederlanden in handen had, dat een grote groep ongebonden soldaten, die het hele gebied van Eindhoven tot Westfalen teisterde, Roermond als onderpand kreeg tot ze soldij zouden krijgen. Het plunderen werd min of meer geconcentreerd: "doe het maar in Roermond". Bij de nadering van dit zootje ongeregeld vertrokken zowel de souvereine raad van Gelderland als de bisschop van Roermond uit voorzorg naar Venlo. De druk op de bevolking was na enkele maanden alweer extreem groot. Slechts het recht van de sterkste gold. De Staten Generaal van de verenigde provincieën schrijft 3 december 1604 aan de magistraat van Roermond 'met leedwezen vernomen te hebben van de gewelddadige handelingen van het escadron in Roermond en op het platteland.' Mei 1605 worden de soldaten eindelijk uitbetaald en verlaten ze de stad. De stadskronikeur schrijft:

Naer dat die gemutineerde vuyt getrocken waeren isser vuyten hemel soe grooten ende continuelen stortregen gevallen, als oyt bij menschen gedechtenisse gehoirt oft gesien is geweest, daer duer alle de vuylicheyt ende stanck, die in de stadt seer groot was, t'saemen is verdreven worden; sulcx dattet schijnt dat t'selve een mirakel ende benedictie van Godt is geweest; want ohn allen twijfel andersints eene groote sterffte te wachten hadde geweest, ende men haltet dair voir datter mitte suyte van de gemutineerde over de twelff duysent sielen vuyt Ruremunde waeren getrocken."

Enkele dagen nadat het regiment vertrokken was werd een groot aantal (2000) zieke en gewonde soldaten uit Wachtendonck naar de stad gestuurd om verzorgd te worden. Tot overmaat van ramp worden met Pasen 1606 vele huizen, kerken en gebouwen door een extreme storm beschadigd. In 1607 eindelijk dan wordt besloten dat slechts een kleine groep soldaten in de stad gelegerd hoeft te zijn. 200 gedisciplineerde Duitse soldaten worden ondergebracht en deze gedragen zich voorbeeldig. Maar ook deze soldaten worden niet betaald. 18 juli 1609 worden de ontevreden soldaten opgeroepen om naar Maastricht te komen. Zij vrezen echter slechts als kanonnenvoer gebruikt te gaan worden en omdat ze al jaren geen soldij hebben gehad weigeren ze te vertrekken. Ze zien de noodzaak niet, temeer daar net het (12-jarige) bestand is afgekondigd. De rebellie duurt tot 26 juli. Dan arriveert een grote groep soldaten uit Maastricht om de opstandige soldaten te straffen. Ze worden al snel gevangen genomen, behalve zij die weten te ontkomen. Vijf soldaten worden als aanstichters tot de strop veroordeeld. De bisschop weet door bemiddeling het aantal terug te brengen tot drie. Als deze dan op weg zijn naar de galg weten plots twee van hen te ontkomen, ze vluchten het Minderbroedersklooster in, aan de Neerstraat. Daar horen ze officieel gevrijwaard te zijn van vervolging. Na veel dreigementen van de bevelhebber, graaf Hendrik van den Bergh (de gehele oogst zou vernietigd worden) gaat de magistraat toch overstag: men laat de vluchtelingen gewapenderhand uit het klooster halen. Deze twee soldaten worden dan alsnog geëxecuteerd, de derde wordt voorlopig gespaard. De bisschop is over de gang van zaken woedend. Hij laat in de kerken een herderlijke brief voorlezen, waarbij zowel graaf Hendrik van de Berg, de magistraat en alle anderen die zich er voor geleend hebben de twee vluchtelingen weer op te pakken, in de kerkelijke ban worden gedaan. Daarop maakt de magistraat een plakkaat dat ze op het raadhuis bevestigen waarbij het gedrag van de bisschop wordt afgekeurd. De bisschop antwoordt:

Non est mirum eos quia a Christo ejusque ecclesia praecisi sub potestate diaboli sunt de malo semper in peius Ruere: (het is niet te verwonderen dat zij die van Christus en zijn kerk zijn afgesneden en in de macht van de duivel zijn, steeds van kwaad tot erger vallen"). Dit document is nog in het stadsarchief bewaard.

Pas na zwaar geschut (de aartshertog in Brussel zelf, markies de Spinola en de pauselijke legaat te Brussel) herroept de bisschop zijn banvloek over de heren. Maar hij kan niet nalaten nogmaals iedereen te waarschuwen om zulks in de toekomst nooit meer te doen:

"Wordt verclaert van wegen der Hoichw. hern bisschops tot Ruremunde, dat die ghene die op den negensten dagh Augusti lestleden verclaert sijn in den ban gevallen te sijn, durch verseuck van sijne hoicheit ende den marquis Spinula absolveert ende mit der H. Kercke ge reconcilieert sijn, vuijt redenen dat het gewalt (welke den ban gecauseert heeft) geschiet is nyet met intention ofte meynonge van de geestelijcke vrije plaetsen te schenden oft turberen, dan enckelijk soe om die dreygementen t'ontgaen (die voirhanden waeren) als principaelycken, om te thoenen den grooten ijver, den sij hadden, om des durchl. heeren princen wille te volbrengen. Worden derhalven alle onderdaenen deses Bisdoms Ruremunde wel scherplich vermaent sich te wachten voirtaen van geestelijke persoenen oft plaetsen ofte oick vrijheden hun toestaende, op die pene des bans te schenden, ofte int minste te turberen, ende daerenboven noch op arbitrale correctie. Gegeven binnen Venraey int Clooster van Hierusalem desen 28 maents Augusti 1609."

We zullen zien dat de rest van de 17e eeuw de macht van de bisschop vrij groot blijft. Het kerkelijke recht beslaat een vrij belangrijk deel van het maatschappelijk leven en wereldlijke rechters mogen zich met al die zaken niet bemoeien. Zie ook het document over de kerkelijke rechtbank.
De overlast van soldaten zal overigens nog vrijwel de hele eeuw blijven.

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"