Rechtspraak en bestuur in een gemeente

Markt Swalmen 1902, foto uit gemeentearchief Swalmen.

Zie ook: rechtspraak in Lekkerkerk in 17e en 18e eeuw.
Voogdgedingen in Swalmen in 17e en 18e eeuw

Voor de Lambertuskerk zie je de ronde poort waar de kerkgangers door naar binnen gingen. Boven deze boog vergaderden al in de 17e eeuw schout en schepenen. In de vertrekken beneden naast de boog was een schooltje. Ook was er oorspronkelijk een kleine gevangenis (cachot). De kerk zelf is gloednieuw: uit 1897, maar de toren is nog uit 1452. Op het einde van de tweede wereldoorlog (7 februari 1945) wordt de hele kerk zwaar beschadigd als de Duitsers de toren en een groot deel van de zuidmuur opblazen. Na de oorlog wordt gelijk een aanvang gemaakt met de wederopbouw, nu met een nieuwe, hogere toren (gereed 1954). De originele kerk had een fundament van mergelstenen. Nog eerder heeft er een kerkje gestaan gebouwd van maaskeien (zoals het rozenkerkje van Asselt)

Bij mijn oudst bekende voorvaderen in Swalmen zijn in de 16e, 17e en 18e eeuw een aantal personen die schout of schepen zijn. (Meuter, van Keeken, Ceuven, Cruijsbergh). in België bestaan schepenen nog steeds, het zijn daar tegenwoordig de equivalenten van wat wethouders zijn in Nederland. In de periode 1500-1800 vormden schout en schepenen in een groot deel van West-Europa, ook in de hertogdommen, graafschappen en ambten van het tegenwoordige Limburg een gemeentelijk rechts- en bestuurscollege, waarin ook nog andere ambtenaren een rol speelden.

Geschiedenis

Heel vroeger in de middeleeuwen had je "Ambachten" , dat waren dorpsgemeenschappen, waar een regionale heer, de graaf of hertog als leenheer, de lenen uitgaf aan leenmannen. Dit werden de ambachtsmannen, of ambtsmannen, of drost, of baljuw genoemd. De drost op zijn beurt had ook weer mensen nodig die bepaalde werkzaamheden voor ze deden, zoals het innen van tienden (het tiende deel van de opbrengst). Deze leenmannen moesten welgesteld zijn en al gauw werd het een geboorteklasse. Deze nieuwe edelen werden benoemd door de drost. Het was de functie van "scholtis" of schout. Ook de schepenen werden meestal door de drost gekozen uit een aantal door de burgers aan hem voorgelegde personen, steeds van gegoede huize en komaf. Zij behoorden steeds tot de plaatselijke gemeenschap en meestal ging het om landbouwers met veel grond. Geestelijken en personen uit het gevolg van edelen, behalve dat van de drost, mochten geen schepen worden. Door de tijden heen is het hoogste gezag over veel plaatsen vaak gewisseld. Zo werd met name in Zuid-Limburg halverwege de zeventiende eeuw op die plaatsen waar de Republikeinse Nederlanders de macht overnamen het Spaans college van schout en schepenen vervangen door een Staats college. In de steden werden schout en schepenen benoemd door de magistraat (het gezamenlijke bestuur van de stad) uit enkele personen die voorgedragen waren. In Roermond gebeurde dat elk jaar, de eerste donderdag na Driekoningen

Justitie

Het schepencollege of schepenbank was een instelling, die administratieve, rechterlijke en politieke bevoegdheden uitoefende. Dit onder voorzitterschap van de schout, als plaatselijk vertegenwoordiger van de landsheer (voogd, meestal een hertog of graaf). Hij had vooral een toeziende functie, de eigenlijke rechtspraak werd door de schepenen gedaan. In hun bijeenkomsten zat de schout als voorzitter op een stoel, terwijl de schepenen op banken gezeten waren, vandaar het woord schepenbank. De schepenbank heeft op de eerste plaats een rechterlijke taak ten aanzien van alle personen en goederen die onder haar rechtsgebied ressorteren. De andere taak, de bestuurlijke, omvatte ten eerste het beheer van gemeenschappelijke eigendommen. Om beide taken goed te kunnen uitoefenen was het noodzakelijk dat er gehandeld werd volgens op schrift gestelde regels. In kleinere dorpen als Swalmen werd vaak teruggegrepen op de in Roermond geformuleerde regels. Politieke en godsdienstige gezindheid heeft ook een niet onbelangrijke rol gespeeld in de rechterlijke en bestuurlijke samenstelling van de schepenbank, met name in die plaatsen die vaak van gezag wisselden. Na de vrede van Munster in 1648 moesten de nieuw te benoemen schouten, schepen, secretarissen, notarissen en schoolmeesters in Heerlen bijv. staatsgezind zijn en de ware christelijke gereformeerde religie belijden.

Strafrecht

Om een indruk te geven hoe een wereldlijk strafproces er aan toe ging, maak ik gebruik van een artikel van Giel Geraedts in Maas- en Swalmdal 1988 (pag. 48-58).

Op 22 april 1699 was er ingebroken bij de Pastoor van Swalmen: de dieven hadden een paar bussels hooi meegenomen uit de schuur. De veldschut (zie verderop) en twee schepenen gingen het geval onderzoeken. Via een spoor kwamen ze uit bij het huis van Merten de Quack. De schout werd gevraagd of ze huiszoeking mochten doen. Ze vonden hooi, maar de vermoedelijke dader ontkende het gestolen te hebben. Desondanks werden vader en zoon de Quack gearresteerd en overgebracht naar kasteel Hillenraad. Daar werden ze uitgebreid ondervraagd, o.a. ook over nog meer verdachte spullen die in hun huis waren aangetroffen. Het enige wat voor 100% bewezen kon worden dat gestolen was waren de kleren van een vogelverschrikker, waarvan de zoon verklaarde dat hij die had meegenomen, omdat ze beter waren dan zijn eigen kleren. Vader en zoon waren straatarm. De heer van de Heerlijkheid Swalmen was Arnold Markies Schenck van Nijdeggen. Deze had een vaste rechtskundige in dienst. Ook de verdachten kregen een advocaat toegewezen. Deze wist in eerste instantie verhoor op de pijnbank te voorkomen, omdat dat volgens de Gelrische land- en Stadrechten alleen was toegestaan voor grove delicten. Volgens de pastoor was de waarde van de ontvreemde goederen 12 stuivers. Uiteindelijk werden ze veroordeeld voor 50 gulden boete en in de kosten van het proces. Toen in het daaropvolgende najaar in de omliggende dorpen opnieuw werd ingebroken werden enkele mensen gearresteerd, die als medeplichtigen ook Merten de Quack, diens zoon en dochter aanwezen. Op 15 januari 1700 werd het drietal gearresteerd en vervoerd naar Hillenraad. Bij ondervraging ontkenden ze alles. Vervolgens werd nu wel de pijnbank toegediend. De marteling werd bijgewoond door de schout, zeven schepenen en een secretaris die alle bekentenissen op schrift moest stellen. De marteling duurde van 's middags twee uur tot 's avonds tien uur. Van tijd tot tijd werd er gepauzeerd voor het eten van een hapje. De stad- en landrechten schreven voor, dat een bekentenis die door de pijnbank was afgedwongen de volgende dag in de open lucht door de verdachte bevestigd moest worden, anders was hij niet geldig. Merten de Quack werd naar buiten gehaald en ontkende nu alles wat hij eerder had bekend. Volgens de wet mocht hij nu weer op de pijnbank geplaatst worden, eventueel zelfs voor een derde keer. Inmiddels werd de hoofdverdachte uit St. Joost geëxecuteerd. Merten werd voor de tweede keer gemarteld en weer bekende hij alles. Toen hij de dag er na zijn bekentenis moest bevestigen in de open lucht bleek hij te zijn overleden. Het overlijden werd door de aanklager geweten aan een ziekte, maar de advocaat was er van overtuigd dat deze het gevolg was van de marteling. Deskundigen kregen de opdracht het lijk te onderzoeken. De conclusie was dat de betrokkene was overleden ten gevolg van een ongeval welk in de gevangenis had plaats gevonden. De advocaat zei: "als het al waar is dat hij is overleden tengevolge van een ongeval, dan is het effect op zijn minst verergerd door de marteling." Uiteindelijk werd beslist dat hij begraven mocht worden op gemeentegrond, maar niet in gewijde aarde. Met zoon Christoffel en dochter Maria liep het zo mogelijk nog erger af. Tot twee keer toe werd Christoffel gemarteld, de tweede keer duurde de marteling een hele dag. De volgende dag verklaarde hij ook in de open lucht schuldig te zijn. Zijn zus bekende bij voorbaat toen haar verteld werd wat haar te wachten stond als ze niet zou bekennen. Het vonnis luidde: "beiden zullen onder de galge in hun aengesicht door de scherprechter worden swart gemaeckt" en vervolgens "aen de galge gehanghen ende met eenen strop ende kettingh om den hals gewurcht worden soo dat de doodt daernae volgt". Ze zullen daarna "niet van de galge worden afgedaen maer daeraen blijven hangen anderen ten exempel". Hun bezittingen werden verbeurd verklaard ten gunste van de heer van Swalmen en Asselt. De terechtstellingen vonden plaats op de "Swamer Galgenberch", de heuvel gelegen aan de noordzijde van de Bosstraat, ongeveer tegenover de ingang van het zwembad.

Een ander mooi, al zeer oud voorbeeld (1514-1515) van strafrecht komt uit Geulle bij Valkenburg. Er is een uitgebreide toelichting bij de oplegging van een straf naar aanleiding van de "breucke" (vergrijp, misdaad): "het valselijk aangeven van een niet schuldig bevonden persoon". Het verhaal komt kortgezien hier op neer: een meisje, komende van de weg van Maastricht ontmoet een groepje jonge mannen die haar vragen mee te gaan. Het meisje antwoordt: "Goede geselscaff en is niet te schuwen". Maar andere vrienden van het meisje horen dit en lopen er achter aan. Intussen was het meisje met een van de jongens in een holletje aan de weg gekropen en had daar de liefde bedreven. De achtervolgers haalden de schout erbij. Zowel het meisje als de vrijer werden vervolgens naar Valkenburg gevoerd. Bij het verhoor vertelde het meisje: "Ich ben met mynen wille metten knecht gegaen ende vraecht onsen pastoir wat hy dairaff weet." (m.a.w.: ik ben vrijwillig meegegaan en volgens de regels van de pastoor kan mijn vrijer dan niet schuldig zijn) Er werd recht gesproken en de aanklagers werden beboet wegens valselijke aangifte met 40 Rijnsgulden. (Maasgouw 1926 pag. 56-57)

Taken
Een belangrijk onderdeel van de taak van de schepenenbank was de lage justitie, waaronder de volgende rechtszaken vallen:
  • Het overdragen, ruilen en met hypotheek belasten van onroerende goederen, hetgeen verleend werd door de schepenen of door derden (b.v. notaris)­, of onderhands opgemaakt en alleen door de schepenen bekrachtigd door het z.g. gichten, d.w.z. het bekrachtigen en inschrijven in het betreffende register;
  • Toestaan van verkoop, ruil en belasting van onroerend goed, mede-eigendom van minderjarigen;
  • Vrijwillige verkoop (voluntaire proclamaties), meestal van onroerend goed;
  • Voogdaanstelling voor minderjarigen en goedkeuring van rekeningen over het beheer van bezittingen van minderjarigen;
  • Het maken van testamenten;
  • Scheiding en deling van nalatenschappen;
  • Het aanwijzen van administratoren af curatoren over de goederen van lichamelijk gebrekkigen en krankzinnigen;
  • Het aannemen van bekentenissen, dat zijn beloften van betaling van schulden binnen een bepaalde termijn, al of niet met aanraking van de justitieroede;
  • Het leggen van zegels na een sterfgeval, b.v. op kamers
De "Gelresche Landt ende Stadt-Rechten int' Over-Quartier van Ruremonde" werden in 1619 voor het eerst duidelijk op schrift gesteld, op basis van eerdere verordeningen in 1540 (Karel V), waarin elk graafschap en hertogdom bevolen werd een uitgebreid boekwerk te maken waardoor de eerdere willekeur van rechtspraak aan banden werd gelegd. Met geringe wijzigingen werd dit boekwerk een aantal keren opnieuw gedrukt en het bleef tot de Franse revolutie voor een groot deel intact. (Ik bezit de derde druk uit 1679). In de eerste hoofdstukken staan algemene regels als dat in de steden elke week een rechtszitting dient te zijn, op het platteland elke twee weken. Scholtissen worden door heer of onderheer aangesteld. Schepenen mogen niet zonder voorweten van heer of ambtman door de scholtis worden benoemd. Eenmaal aangesteld mogen ze niet ontslagen worden tenzij er een wettelijke oorzaak voor is. Schepenen moeten ten minste dertig jaar zijn, van onbesproken gedrag, uit een wettig huwelijk verwekt zijn en moeten liefst kunnen lezen en schrijven. Na overlijden van een schepen moet er binnen zes weken een nieuwe zijn aangesteld. Zij mogen niet ook bij een andere gerecht werkzaam zijn, tenzij ze tijdelijk ontboden worden omdat door enige oorzaak een rechtbank onvolledig is. Ze mogen niet rechtspreken bij zaken waar verwanten bij betrokken zijn (tot in de tweede graad, ook niet bij zwagers). Er zijn steeds vakanties acht dagen voor en acht dagen na Pasen, idem pinksteren, verder van 20 juli tot 1 september en van 20 december tot 14 januari. Alleen zaken die spoed betrachten worden dan behandeld. Dat zijn zaken die gaan over vreemdelingen, de bouw van een nieuw gebouw, over alimentatie, levensonderhoud e.d.: de klagende partij kan verzoeken om in die gevallen ook in de vakantie een rechtszaak te beleggen. De rechtszaak moet om negen uur 's ochtends beginnen. Elke bank dient zo mogelijk twee advocaten in dienst te hebben. Partijen mogen ook hun eigen advocaat meenemen of besluiten tot een rechtszitting zonder advocaat. De schout, de schepenen, de gerechtsschrijver en gerechtsbode dienen allemaal een eed af te leggen. Daarna komen in de volgende hoofdstukken alle mogelijke rechtszaken aan de orde, zoals in de "Tweeden Tytel" het huwelijksrecht ("Van Rechten van Gehylijckte Persoonen").

Voogdgeding

Het schepengerecht hield 3 maal per jaar het "voogdgeding", dat een voortzetting was van het middeleeuwse jaargeding. De schout zat deze zittingen voor, die direct na Driekoningen, Pasen en St. Jan werden gehouden. Door het luiden van de klokken werden de inwoners bijeengeroepen en uit elk gezin moest minimaal één persoon verschijnen, op straffe van een boete. Men was verplicht om aan te brengen "alle misusen ende forfeyten streckende tegen 't gemeyn beste ende benemende de ruste van onse ondersaeten". Het handelde o.a. over het onderhoud van wegen en stegen, of over het recht van de heer. Criminele zaken werden niet behandeld, wel konden hier ruzies en vechtpartijen aan de orde komen, die dan eventueel op een latere zitting verder werden afgedaan. Als voorbeeld een voogdgeding uit 1672 in Swalmen (fragment):

17 mei 1672, SWALMEN - Voogdgeding.

  • De heer van Swalmen herhaalt de eerste drie punten naar voren gebracht tijdens het geding van 17 juni 1670. De paters kartuizers verklaren dat er altijd een weg heeft gelopen aan beide zijden van het pad zoals ook nu nog het geval is. Zij gaan er van uit dat deze weg daarmee kan blijven zoals hij nu is.
  • De kapittelheren en andere naburen op de Boeckcoel klagen en verzoeken dat de beek komend van de Boeckcoel haar oude loop zal behouden of zodanig wordt gelegd dat het water goed afloopt en de naburen niet verdrinken of door het gestremde water schade lijden.
  • Corst Pecx klaagt dat enkele naburen 'doende voerleyde tot Assel nyet behoirlijck en luycken, oversulcx dat den schade daer door commende door den oploop der peerden ende beesten sal commen, tot laste van s..'
  • De kerkmeesters klagen dat de kerkenbroeken aldaar geheel bedorven zijn door batten en houwen. Zij verzoeken om hier een beleid te houden opdat daarin naar behoren mag worden voorzien.
  • Schepen Hendrick ten Dam klaagt dat een algemeen gebruikte weg over zijn land in de Luecker wordt gemaakt.
RAL Maastricht, SA Swalmen en Asselt, magazijnlijst nr. 19 fol. 82vs-83vs.

Wat er allemaal nog meer speelde in Swalmen bij de voogdgedingen kun je lezen in een apart document.

Op een dergelijke manier functioneerden in de periode 1600-1800 globaal waarschijnlijk de meeste schepenbanken van deze streek. In Roermond was er naast een schepenbank ook nog een Raedsvergadering. De leden hiervan, voor het leven benoemd, werden ook wel "Raedsverwanten" genoemd. Er werd op vaste dagen vergaderd (begin 17e eeuw altijd op donderdag, later op maandag en vrijdag.) De "Ritzburgemeester" mocht nog andere dagen bepalen om de zaken die eerder "geparinstrueerd" zijn af te doen. (de handelingen van de magistraat der stad Roermond dl II pag. 4)Om een nog beter beeld te geven van het bestuur van in dit geval Roermond, de complete inleiding van A.F. van Beurden uit 1902 bij zijn boeken: "De handelingen van de magistraat der stad Roermond".

De handelingen van den Magistraat of de donderdagsche protocollen.

De Donderdagsche protocollen dragen hun naam, naar den wekelijkschen vergaderdag der Roermondsche Raden.
Zij zijn goed bewaard, in folio op zwaar oud Hollandsch papier geschreven en zijn in het gemeente-archief aanwezig. Het schrift is over het algemeen vrij duidelijk, soms erg slordig. De belangrijkheid hangt niet alleen af van het behandelde, maar ook van de persoonlijke opvatting van den Secretaris, die boekte, wat hij 't meest noodig en belangrijk vond.
Tot beter begrip van de verschillende vermelde feiten, geven wij hier een schets van de inrichting van den Magistraat. De samenstelling werd beheerscht door het previlegie van 14 September 1371 door Hertog Reinoud III aan Roermond geschonken. Schepenen en Raden waren voor 't leven gekozen en kozen zelf nieuwe bij het afsterven. De keuze moest door den Hertog bekrachtigd worden. De Magistraat benoemde de Raedtsverwandten. Er waren twee burgemeesters, de regeerende of Ritzburgemeester en de betalende of Peijburgemeester. Deze werden voor één jaar op 22 februari (St. Peterstoel) gekozen. De Ritzburgemeester door de Raedtsverwandten uit het Wethouderscollegie, de Peijburgemeester door de schepenen uit de gemeente.
Er waren 2 secretarissen. De Burgerij koos een tweeden Raad of het collegie der Tienmannen, eerst zes, later 10 mannen; aan het hoofd stond de vrouwen- of vroedenbroeder. Zij werden alleen door de gemeente uit de hoofden der gilden of gezorenen en de gilden gekozen. Later werden de Tienmannen voor 2 jaren telken jare in de maand Juli benoemd, 5 uit de verschillende groote ampten. De Magistraat benoemde ook ieder jaar de gezworenen van het bakkers- en cremerampt, die toezicht op het brood hielden. De Scholtis was de vertegenwoordiger van den Hertog in zaken over vreemden en in halszaken. Het schepengerecht oefende rechtspraak uit tusschen de burgers onderling en de burgers en vreemdelingen.

Als je dit leest krijg je al sterk de indruk van een vrij modern bestuur. Er is om te beginnen in Roermond een duidelijke scheiding van burgerzaken en strafzaken. De raedtsverwanten zijn te vergelijken met de tegenwoordige gemeenteraad. Zij kiezen een burgemeester, die hen o.a. vertegenwoordigt bij belangrijke beslissingen bijv. op de landdag. De benoeming is voor een jaar. De peijburgemeester wordt door de schepenen gekozen. Hij houdt zich uitsluitend met het geld bezig, zorgt dat er bij feesten en het bezoek van hoogwaardigheidsbekleders wijn is enz. In rang is deze burgemeester duidelijk niet zo belangrijk, wat bijv. blijkt uit zijn plaats in de jaarlijkse processie. De schepenen vormen een soort rechters die zich vooral met strafzaken bezig houden. Ook de inspraak van de tienmannen, vertegenwoordigers van de middenstand, wijst al op groeiende democratische beginselen.

Bestuur

Naast de rechterlijke taak, was de schepenbank in de meeste kleinere plaatsen ook de bestuurlijke taak toebedeeld. Maar ook daar waren nog een aantal andere functionarissen verantwoordelijk voor het bestuur van de gemeente. De bestuurlijke taak omvatte ten eerste het beheren van de gemeentelijke eigendommen. Dit was een niet te onderschatten taak. Elke gemeente moest jaarlijks beden, tienden, tolheffingen e.d. opbrengen. Als er door invloeden van buitenaf bijv. Schade door overstromingen, onweer en hagelbuien aan grond en gewassen, of schade door voorbij trekkende legers, de inkomsten niet toereikend waren, was het een hele toer om aan de verplichtingen te kunnen voldoen. Om de schade te taxeren werd dan vaak de objectieve hulp van schepenen van een andere gemeente gevraagd. Toevlucht werd dan gezocht in het aangaan van leningen, verkoop van gronden of verzoeken om kwijtschelding van de belasting, maar daarnaast bevatte het ook andere publieke taken, zoals de zorg voor de openbare orde en veiligheid, de zorg voor aanleg en instandhouding van wegen en waterlopen.
Een tweede belangrijke bestuurlijke taak was het vaststellen van de grenzen. Niet alleen de wetenschap van de grootte van het gebied was van belang, maar ook de daarmee samenhangende inkomsten aan belasting. Het grondgebied die elke heerlijkheid bezat, werd dan ook nauwkeurig in het oog gehouden. Jaarlijks waren er bijv. beestenschattingen (wie had welke dieren), een van de zaken waar je belasting voor betaalde. Ook de grenzen van stukken land werden regelmatig nagemeten en afgepaald. Aangezien er nogal wat wisselingen van de macht in deze omgeving van versnipperde gebiedjes is geweest, is het dan ook niet verwonderlijk, dat er omtrent de grenzen geschillen rezen. Om de zoveel tijd moest een onpartijdig iemand alles maar weer eens goed nameten. De landmetingen door landmeter Smabers eind 18e eeuw in zowel Swalmen als Beesel zijn daar een goed voorbeeld van.
De bestuursfuncties in een stad (een groot aantal ook aanwezig in een dorp)
Schout.
De schout was de hoogste ambtenaar in de schepenbank. Hij was de vertegenwoordiger van de landsheer en moest ervoor zorgen, dat de schepenen geregeld zitting hielden. Daarnaast was het zijn taak om misdadigers op te sporen en hun straf te voltrekken. Op het tonen van zijn akte van aanstelling werd hij tijdens de zitting ten overstaan van één of meer schepenen beëdigd.
Schepenen
Meestal werden de schepenen benoemd door de landsheer, voor wie ze ook de eed aflegden. Zoals eerder gezegd werden de schepenen in Roermond door de magistraat zelf voorgedragen en eenmaal per jaar (eerste donderdag na Driekoningen) beëdigd. Eénmaal per jaar moest er een bankvergadering gehouden worden en beraadslaagden de schepenen over de bede (belasting) en over de verdeling daarvan. Verder werden in de bankvergadering de plaatselijke belangen besproken. Ook kozen zij afgevaardigden voor de Landstaten. Voor de rechtspraak waren zij de eigenlijke rechters die het vonnis vaststelden, zowel in civiele als in criminele processen. Daarnaast waren zij belast met de vrijwillige rechtspraak . In dorpen waren het vaak de meer welvarende boeren, die niet altijd konden schrijven. Bij de ondertekening van een document uit 1730 in Swalmen kunnen zowel de presidentsschepen als twee andere schepenen niet schrijven en zij tekenen een riek, als symbool van hun functie (boer). Maar ook de meeste andere handtekeningen getuigen niet van een grote vaardigheid

Secretaris ("Gerichtschrijver")
Aan elk gerecht was een secretaris verbonden die met duidelijke hand alles noteerde wat voor de schepenbank werd behandeld. Hij moest hiervoor natuurlijk goed op de hoogte zijn van de bankrechten en oude gewoonten. Volgens het Reglement mochten er geen overdrachten of verbintenissen van onroerende goederen plaatshebben, dan in aanwezigheid van de secretaris. Afschriften van akten werden, tegen een bepaalde vergoeding, door hem afgegeven. Hij was ook de bewaarder van het schepenzegel en droeg de verantwoordelijkheid voor de archieven van de bank. Hij werd benoemd, beëdigd en ontslagen door de voogd. Wanneer de secretaris deze functie bij meer dan één gerecht uitoefende was hij verplicht bij elke schepenbank aparte registers aan te leggen. Dat kwam vaak voor, maar in 1680 werden door de regering in Brussel hier beperkingen in aangebracht
Gerechtsbode
Aan de gerechtsbode of bankbode waren diverse werkzaamheden opgedragen. Op de eerste plaats zorgde hij voor het afkondigen van allerlei bekendmakingen van de schepenbank. Verder was hij de schout en de drossaard behulpzaam bij het arresteren van delinquenten, trad hij op als deurwaarder, zorgde voor de gevangenen en was hij belast met de besteldienst en de dagvaarding. Hij kreeg zijn aanstelling en ontslag van de voogd en werd ook door deze beëdigd. In Swalmen zien we enkele malen dat bij het overlijden van de schout als opvolger de gerichtsbode wordt benoemd. Ook neemt hij soms de schout waar, hiervan zijn meerdere voorbeelden uit zowel Beesel als Swalmen te vinden in de RAL-dossiers (zie kroniek Loe Giesen). De schout had vooral een toeziende functie en moest eigenlijk bij alle beslissingen aanwezig zijn, maar dat lukte natuurlijk niet altijd. De gerechtsbode nam deze functie dan soms over. Hieronder een voorbeeld van een gerechtsstuk uit Beesel uit 1683 (fragment):

16 maart 1683
Ten overstaan van Jan Burskens en Dierck Stevens, schepenen, en Peeter Quijten, bode in plaats van de scholtis, dragen Peeter Bongars en Peeter Hendrickx, als aangeboren voogden van de minderjarige kinderen van wijlen Tilleman Peeters en Trincken Bongarts, - huis, hof en 1 morgen land te Rijckel gelegen tussen Gijs Schroers en Fijcken Houten, belast met jaarlijks 2½ kop rogge aan de kerk en 1 kop haver aan Dierck Ardts
RAL Maastricht, SA Beesel en Belfeld, inv.nr. 36 fol. 165.

Veldbode
De veldbode of schutbode, die ook vaker de functie van gerechtsbode vervulde, was in het bijzonder belast met het toezicht op de veldgewassen. Hij was bevoegd personen en vee dat zich op andermans eigendom bevond te "schutten", d.w.z. op te brengen. Hij werd eveneens door de voogd benoemd, beëdigd en ontslagen. In de kroniek van loe Giesen uit 1766 lezen we:

"Wij Lotharius Franciscus mackgraeve van ende tot Hoensbroeck, graeve des H. Rom. Rijcks, geheymen raedt van Staet van beyde haere K.K. majesteyten, erfmarschalck des hertoghdoms Geldre en graefschap Zutphen, marckgraeve van Hillenraedt, Swalmen en Asselt et., doen te weeten dat alsoo wij geïnformeert sijn dat het noodtsaeckelijck is ende het gemeente beste onser inwoonderen en onderdaenen datter eenen vroomen en vigilante veltschudt alhier aengestelt wort, soo is, om het goet aenbrengen aen ons gedaen van den persoon van Wilhelmus Graevers ons volcoomentlijck betrouwende sijner bequaemheydt, getrouwigheyt en goede neenstigheyt, den selven hebben gestelt, geordonneert ende gecommitteert gelijck wij hem stellen, ordonneeren en committeeren mits desen tot de functie voorss. om het selve te bedienen ende exerceeren op de oude vrijheeden, boeten, profijten ende emolumenten daer toe staende, gelijck die sijne voorsaeten hebben genoeten op dese naervolgende conditien.

  1. Dat hij sal goede sorge draeghen, soo over onse bosschen, broecken als wie oock over alle andere bosschen en broecken en naementlijck over de kerckebroecken, dater geene beesten sullen mogen ingedreven worden voor ende aleere het houdt drye jarigh sal sijn, gelijck oock dat er in de bosschen noch broecken geen houdt geraept ofte gestoelen sal worden.
  2. Hij sal oock daegelijcks het velt rond gaen om te sien ofter geene schaepen bevonden sullen worden op andere erven, landen en weyden, ende deselve daedelijcks aen onsen rentmeester et mens aenbrengen en terwijlen wij ondervonden hebben dat seer dickwils de schaepen in de velden worden bevonden op andere erven onder het pretext dat sij permissie souden hebben van die eygenaeren, soo ist om sulcx voortecomen dat wij hem beveelen dat hij in sulcke gevalle aen die scheepers sal afvraegen de permissie schriftelijck van die eygenaeren en bij faute van dyen sal hij deselve aenbrengen.
  3. Hij sal oock goede sorge draeghen datter geene schaepen gedreven worden door veldt weeghen waer door sij groeten schaeden comen toe te brengen aan onse onderdaenen, maer sullen deselve door de groete weeghen in het toecomende om op hunne erv en weyden en landen te hoeden.
  4. Hij sal oock wel invigileeren dat er geene koeyen ofte renders door het velt ofte langhs die graeven geleydt worden waer door het seer dickwils gebeurt dat die selve beesten de kinders ontloopende aen de vruchten groote schaede coomen voor te brengen, maer sullen alle te saemen door den gemeenen heerdt gehoeyt worden, gelijck het altoos gebruyck is geweest.
  5. Hij sal oock ten tijde van den oost bij nacht en bij daeghen in het velt sijn om te beletten dater geene vruchten gestoelen worden gelijck het tot hier toe seer dickwils gebeurt is.
  6. Hij sal oock gehouden wesen alle dry maenden bij onsen rentmeester te compareren om sigh onder eede te expurgeeren voor ende aleer hij d'ordonnantien sal becoomen op den schatbeurder voor sijne betaelinge dat hij niemant in die dry maanden in faute sal bevonden hebben, soo in de bosschen met houdt steelen als wie oock met schaepen in weyden, velden of andersints.
  7. Alsoo het gehalt het geene aen hem door onse gemeente toegeleydt wort niet suffisant genoch is om hem te onderhouden, vermits hij continueelijck op de bosschen, velden en erven sal moeten invigileeren om sijne functie te exerceeren, soo ist dat wij aen den selven toeleggen (sonder nochtans daer toe gehouden te wesen als sijnde allenight om onse onderdaenen te bevrijden van alle schaede soo mogelijk) van eder amende ofte boete eene derde paert die hij sal coomen aen te brengen.
  8. Hij sal gehouden wesen den landtrechtelijcken eede daer toe staende uyt te sweeren in handen van onsen scholtis van Swalmen en Asselt, denwelcken wij daer toe hier mede committeren, het geene geschiedt sijnde hij in de possessie als veltschudt sal worden gestelt, belastende daromme aen onsen voorss. scholtis, schepenen ende alle anderen die het soude mogen aengaen den gemelten Willem Gravers daer voor te erkennen ende te houden, in oirconde der waerheydt hebben wij dese met onsen aengebooren pitschaft becrachtight ende eygenhandigh onderteekent op onsen huyse Hillenraed den 23 april 1766 was onderteekent F.M. de Hoensbroeck, ter sijden stondt een cachet gedruckt in rooden lack".
[hieronder:]

"Op heden den 28 april 1766 heeft Willem Gravers den veltschuts dienst volgens commissie voorss. geaccepteert ende den eedt daer toe staende in vollen gerichte in handen van den heere scholtis uytgeswooren tot Swalmen op dagh, maendt ende jaere als boven - onder stont mij present ende was onderteekent H.A. Geelen, secretaris".

[Tevens zonder datum:]

"Eedt van den veltschut

Ick geloove ende sweere dat ick van desen dagh aen ende van desen dagh voert holt ende getrouw sal sijn aen sijne Keyserl. ende Apostolique Majesteyt als hertoghe van Gelre ende graeve van Zutphen ende sijne rechte erven. S.E. den heere alhier, sampt scholtis, borgemeester, schepenen ende geswooren ende inwoonderen deser heerlijckheiden ofte gerichte voirs. den veltschuts dienst getrouwlijck volgens mijn commissie dewelcke ick van S.E. ontfangen hebbe, sal mij oock niet door giften ofte gaeven van imant laeten verleyden, winnen ofte omsetten, sal scholtis, borgemeester, schepenen ende geswoorens deser heerlijckheeden in alles gehoorsaem sijn, die eeren ende ontsien naer mijn bester weten ende vermeugen, op de selve hunne orders alles doen in gemeyne saecken soo ende wanneer sij hetselve sullen noodigh achten, oock sunst anders doen wat eenen vroomen ende getrouwen veltschudt toestaet, ende mij der christelijcker catholisscher Roomscher religion alle tijdt gemees halden, soo helpe mij Godt ende alle sijne lieve heijligen."

Burgemeester
In tegenstelling tot de tegenwoordige burgemeester, die door de Kroon worden benoemd, werden vóór de Franse tijd de burgemeesters, dorpmeesters, of dorpsmannen door de schepenen (soms uit hun midden) gekozen en door de voogd (bijv. graaf) aangesteld. Deze burgemeesters genoten geen salaris, maar ontvingen alleen een vergoeding voor reis- en verblijfkosten. Daarnaast hadden ze vaak ook andere functies. De burgemeesterstaak was nogal gevarieerd en bevatte o.a. de volgende elementen: In Roermond zagen we dat er twee burgemeesters waren, waarbij de peijburgemeester feitelijk meer te vergelijken is met een schatheffer. Verder dienden de burgemeesters een exacte lijst te maken van alle ingezetenen (eenvoudige Burgerlijke Stand), want niemand mocht zich in de gemeente vestigen zonder een bewijs van goed gedrag, dat moest worden afgegeven door het gerecht van de vorige woonplaats. Bij de zittingen van de magistraat van Roermond ging het voor een deel vaak om het toekennen van burgerschap aan nieuwe inwoners.
Keurmeester
Deze ambtenaar moest toezicht houden op de kwaliteit, de prijs, het gewicht en de maat van de verschillende waren. Het waren beëdigde personen, die op het voogdgeding verslag deden van hun bevindingen.
Collecteur (schatheffer)

Hiernaast een stukje tekst uit het schatheffersboek van Albert Meuter in Swalmen uit 1651 (RAL 01.10-115)

De collecteur maakte net als de burgemeester en keurmeester deel uit van het administratief gedeelte van de schepenbank. Hij was persoonlijk aansprakelijk voor de betalingen van belastingen en moest vóór zijn indiensttreding een borg stellen. De belastingen bestonden hoofdzakelijk uit de gewone beden die de vorst aan de Staten vroeg en die later verplicht werden gesteld (tienden). De belastinggrondslag was het bundergetal. De ontvanger moest de belastingen innen volgens door de bank opgemaakte repartitie. De ontvangsten werden in een lijst van belastingplichtigen opgetekend (schatcedule). Ook was hij belast met het beheer van de inkomsten van het gerecht. Die bestonden uit de leges die voor iedere rechtshandeling moesten worden betaald.

Loe Giesen, die veel onderzoek online zet, schrijft in een nieuwsbrief van genealogiegroep Limburg het volgende interessante verhaal:

De belastinglijsten die ik online zet dateren meest uit de 17e en 18e eeuw, met uitschieters naar de 14e eeuw (zogenaamde pondschattingen). Ik publiceer ze vanwege de genealogische informatie, maar ook voor een beter begrip van de tijd en de omstandigheden waarin onze voorouders leefden.

Bij de hoofdschat (ook wel capitatielijsten genoemd) worden personen aangeslagen, waarbij meestal onderscheid wordt gemaakt tussen volwassen gezinshoofden, vrouwen, knechten en meiden. Soms worden weduwnaren en weduwen afwijkend aangeslagen of zijn mensen zo onvermogend dat de belasting wordt kwijtgescholden. Uit sommige lijsten blijkt dat zonen en dochters boven een bepaalde leeftijd (deze wordt helaas niet vermeld) hetzelfde werden aangeslagen als knechten en meiden.

Bij de beestenschat (bestiale schat) worden gewoonlijk koeien, runderen, schapen, ganzen en bijen aangeslagen. Met bijen wordt dan een heel bijenvolk bedoeld, vandaar dat in sommige lijsten in plaats van het woord 'bij' ook wel 'kaar' (korf) wordt gebruikt. De schatheffer had het al moeilijk genoeg; met jouw voorstel zou hij niet blij zijn geweest.
Paarden (die vaak ook buiten de pachtcontracten vielen als er gedeeld werd) en varkens waren vrijwel altijd onbelast.

Belastingtarieven in 1653 waren bijvoorbeeld per koe 24 stuiver, kalf/rund 12, schaap 3, bijenkorf 2 stuiver brabants. Om te bewijzen dat een dier inderdaad gestorven was, moesten pachters in de 17e eeuw trouwens veelal de vellen of oren bewaren om deze aan de verpachter te kunnen laten zien. Deze liet zich dus geen oor aannaaien. In een geïntegreerde lijst van hoofd- en beestenschat uit 1654 worden ook knotwilgen (topwijen) en eiken belast; de bijen worden hier oveigens 'carbeyen' oftewel korf bijen genoemd. In een lijst van 1660 worden alleen koeien, runderen en schapen aangeslagen.

In economisch moeilijke tijden werd de belasting soms kwijtgescholden: "in de jaeren 1705 en 1706 alternative hebben genooten den vrijdom van hunnen hooft ende beestenschadt ter oorsaecke van hunnen geleden schaede" om de bewoners niet nog minder draagkrachtig te laten worden. Die vrijstellingen, verleend door de plaatselijke overheid, werden niet altijd gedaan met toestemming van de hogere overheid, zodat daar wel eens processen over werden gevoerd.

In de 18e eeuw zien we ook zogenaamde lijsten van consumptie en bedrijf, met daarop alle beroepen anders dan landbouwer/veehouder. Deze verschaffen een aardig inzicht in de samenstelling van de beroepsbevolking. Ook kennen we zogenaamde turflijsten, waarin werd genoteerd hoeveel karren turf van de gemene gronden werden gehaald.

En net als tegenwoordig komen we belastingontduiking tegen: vee werd weggemoffeld en de jeneverketel (waarover accijns moes worden betaald) verzwegen. De belasting werd blijkens akten uit 1785 en 1789 overigens geheven door de schatheffer die bij openbare veiling als minstbiedende pachter werd van dit ambt. Ik citeer even uit mijn Kroniek: "Volgens de voorwaarden ontvangt deze het schatboek en lijsten van hoofd- en beestenschat, consumptie en bedrijf. Uit de gemeente-inkomsten moet hij gewone, subsidie- en onraadspenningen betalen, alsmede de renten van kapitalen gevestigd op de gemeente, dorpslasten etc. Zodra de lijsten van verkochte gemeentegronden zijn opgemaakt door geërfden of regeerders, ontvangt hij deze eveneens. Ambt ingezet op 2% en opgegaan tot 5%, waarna ingemijnd door de vorige schatheffer A.A. Meuter. Hierna de kaars aangestoken en, na een verlagingen met ¼% door NN Janssen, bij uitbranden van de kaars voor 4½% verbleven aan A.A. Meuter." Over die manieren van veilen (met kaars, stokkenslag en palmslag) kun je ook weer een heel verhaal schrijven.

Het belastingregelement van 1682 geeft een schat aan informatie, niet alleen over de belastingen, maar bijv. ook over de beroepen die er in die tijd allemaal waren en die belast werden.

 

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"