Limburg 1600-1700

De tachtigjarige oorlog, 2e bedrijf (1600-1648)

1609
Een zekere oorlogsmoeheid, maar vooral ook het nieuwe bewind van Isabella en Albert, de zogenaamde aartshertogen, leidde in 1609 tot het twaalfjarig bestand. In handen van Spanje was nog steeds het hertogdom Gelre, inclusief de Gelderse achterhoek. Kleef en Gulik waren officieel nog neutraal, maar de Kleefs-Gulikse Successieoorlog gaf in delen van Limburg in de jaren tot 1614 toch de nodige militaire operaties te zien. Nadat de twee protestantse erfgenamen onderling een regeling hadden getroffen, greep de keizer in. Dit was niet acceptabel voor de Republiek, omdat hierdoor een dreiging op haar zuidoostelijke flank zou ontstaan. Prins Maurits veroverde Gulik en bezette vervolgens Gennep, Goch, Emmerik en nog enige andere plaatsen op Kleefs gebied. Voor het Spaanse bewind was dit reden de keizer te hulp te komen, met als resultaat, dat Spinola Sittard, Wezel en vele andere plaatsen innam. In 1614 kwam met het Verdrag van Xanten een regeling tot stand, waarbij de keurvorst van Brandenburg in het bezit kwam van Kleef, Mark en het Land van Ravenstein, terwijl aan de inmiddels rooms-katholiek geworden palts-graaf Wolfgang Willem Gulik en Berg werden toegewezen. De Republiek handhaafde met instemming van de keurvorst de bezetting van een aantal Kleefse vestingen, waaronder Rees en Emmerik. Deze rij van vestingen wordt wel aangeduid als de Kleefse Barrière. Spinola versterkte verder Maastricht met extra troepen en zorgde dat in Aken een vazal aan het roer kwam. Ook trok hij het officieel neutrale Sittard (onderdeel van Gulick) binnen. In vele streken van Gulik had de Spaanse inmenging tot gevolg dat de overheersende godsdienst, het katholicisme, werd versterkt door het verbod op protestantse erediensten.
Heksen
In deze tijd met voortdurend allerlei ellende, ziekten, misoogsten enz. gingen de mensen zondebokken zoeken. In de omgeving van Roermond vonden in 1613 allerlei heksenvervolgingen en heksenverbrandingen plaats. De bekentenissen zullen waarschijnlijk door martelingen zijn afgedwongen.
1621
Hervatting van de oorlog.
In 1626 begonnen de Spanjaarden met de aanleg van de Fossa Eugeniana. De bedoeling was om de Rijn, de Maas en de Schelde met elkaar te verbinden om zo een deel van de binnenvaart van en naar Holland over te nemen. Bovendien kon het kanaal als een extra verdedigingslinie fungeren. Het eerste traject, tussen Rijn en Maas,werd gepland tussen Rheinberg en Arcen. De Venlonaren wisten de Spanjaarden echter over te halen om het kanaal tot Venlo door te trekken waardoor het bij Arcen een scherpe knik naar het zuiden maakt. Op 21 september 1626 ging de eerste spade de grond in. Binnen één jaar moesten 48 kilometer kanaal en 24 fortificaties (schansen) worden gerealiseerd. Aanvankelijk zou het kanaal Fossa Sancta Maria gaan heten. In de volksmond werd het kanaal echter Fossa Eugeniana genoemd, naar Isabella Eugenia, de dochter van Philips II. In 1627 werden de Spaanse troepen uit het gebied tussen Nijmegen en Geldern teruggeroepen. De staatse troepen veroverden het fort bij Walbeck, verjoegen de kanaalarbeiders en saboteerden molens, sluizen en schansen. Van de 24 aarden schansen zijn er negen min of meer bewaard gebleven. Door al deze tegenslagen werd het werk stilgelegd en nooit meer afgemaakt. (bron: beschrijving "Fossa-route, Straelen").

De kaartenmakers familie Bleau heeft het geplande kanaal, ook voorzover het nog niet af was, getekend en uitgebracht. Hierop kun je ook goed alle gemaakte en geplande verdedigingswerken zien. Ook interessant in dit verband is het bezoek van Isabella Clara Eugenia en haar gevolg om de aanleg van dit kanaal te bewonderen en het verslag daarvan in de Roermondse archieven:

17 juni 1627: De Infante Isabella Clara Eugenia wordt bij hare aankomst te Roermond feestelijk ingehaald. Zij ging het kanaal bij Venlo bezichtigen. (De naar haar vernoemde "Fossa Eugeniana") Dit kanaal moest, door de Rijn met de Maas te verbinden, de Rijn-Antwerpen verbinding tot stand brengen. "Den 17 juny is hare durchluchte hoogheid de serenissime infante met groot gevolg binnen Roermond gekomen, om de nieuwe vaart of kanaal te bezichtigen, en was gelogeerd in de abdij van onze lieve vrouwe Munster, alwaar de regerende burgemeester Bosman haar de stadssleutels presenteerde in een rode sluier, dewelke hare hoogheid wederom in zijn handen legde, zeggende dat zij die hem wel toevertrouwde. De Kardinaal werd bij de bisschop ondergebracht, en zo ieder "naer advenant" en voorts werd het gevolg ondergebracht bij de heren kanselieren en raden en de gehele magistraat van Roermond. En zo tot het "defroyement" van hare hoogheid, zowel voor het hier komen als voor het wederkeren in juni, goedgekeurd 10.000 gulden, waarvan de quota van de stad 282 gulden en 2 1/2 stuiver bedraagt. ""… op welke reis zij den 17de juni te Roermond kwam, omringd van een schitterend gevolg, waartoe ook de kardinaal de Queva en de markies Spinola behoorde. Van hier begaf zij zich over Venlo naar Gelder, waar zich de burgerij in het geweer gesteld had en haar feestelijk ontving (zie hiervoor de stedelijke rekening) vergezeld van hare hofstoet en onder de hoede van 30 ruiters en 200 man voetvolk bevoer zij daarna met kleine vaartuigen het kanaal tot Rijnberg.

Uit: Kroniek der Stad Roermond door Friedrich v. Nettesheim

Andere krijgshandelingen vonden vooral weer plaats in het land van Loon, bijv. rond Weert. In 1632 passeerde een leger van Frederik Hendrik met alle ellende vandien (heen en terug..) en in 1636 trokken de ruiterbenden van Jan van Weert door de streek, die het gezag van de bisschop van Luik probeerden te herstellen. Het land van Loon werd verder in het algemeen door Luik, waar het toe behoorde, aan zijn lot overgelaten. De mensen van de streek van Weert voelden zich niet bijzonder verwant met Luik, ook al niet door de taal, maar met het de Noordelijke Nederlanden evenmin, waarschijnlijk vooral door de onderdrukking van het katholicisme door de Hollanders. Het Limburgse deel van Gelre maakte onverbloemd duidelijk niet bij Holland te willen horen en zich meer verwant te voelen met het hele Nederduitse gebied van dat deel van Gelre. Gulick en Kleef namen zoals gewoonlijk een neutrale tussenpositie in.

Hobbema, Boslandschap circa 1665.
(afbeelding in tentoonstellingscatalogus Mauritshuis, schilderij particulier bezit)

Bovenstaand schilderij, gemaakt in noordelijker streken, geeft wellicht ook een zeker beeld van het dorpslandschap in die tijd in Limburg.

1629
Toen de Spaanse troepen zich moesten bemoeien met een strijd tegen de Zweedse koning in Duitsland was het moment ideaal voor de Hollanders om Brabant binnen te vallen en Brussel te veroveren. In 1629 veroverden ze den Bosch. Een proclamatie van de Haagse Staten-Generaal beloofde de Zuidelijke Nederlanden godsdienstvrijheid.
1632
In 1632 trok een leger van de Staatsen vanuit Nijmegen naar het zuiden en veroverde alle steden, inclusief Maastricht. Tijdens het beleg van Maastricht moest de pastoor van Heer (net buiten Maastricht) zich herhaaldelijk met zijn parochianen verstoppen in de mergelgroeven om het vege lijf te redden. Intussen werd het hele veld kaalgevreten door de paarden van de staatsen. De doortocht naar Brabant leek nu een kwestie van korte duur. Toen kwamen er bezwaren vanuit zowel kooplieden (vrees voor Antwerpse concurrentie) als predikanten (er was eerder godsdienstvrijheid toegezegd, maar vanuit vele kringen klonk: geen godsdienstvrijheid voor die "paapsen"). De hele actie stond op losse schroeven. Frederik Hendrik ging terug en probeerde via onderhandelingen met de Zuidelijke Nederlanden tot een overeenkomst te komen. Deze onderhandelingen mislukten. Pal daarop werd door de Spanjaarden Stevensweert en Montfort heroverd en Gulick en Geldern versterkt. De overige steden aan de Maas stonden echter nog steeds onder Staats bestuur. Over de verovering van Roermond en de periode van 5 jaar staats bestuur klik hier.
1635
1635 was een rampjaar. In het land van Loon trokken zowel Staatse als medeplichtige Franse troepen over het platteland, plunderden kerken en kloosters, maar zelfs Duitse en Kroatische troepen, die de Spanjaarden te hulp kwamen, teisterden dit gebied. Tot overmaat van ramp kwam een jaar later Jan van Weert in opdracht van de bisschop van Luik. Hierover het volgende verhaal in het memorieboek van de Tongerse notaris Ulrik Cluts:
"In het jaar 1636 alser sommige jaren enige differentie was tuschen sijne doorluchtige hoocheijt Ferdinandus, prince van Luijck ende de borgemeesters oft ondersaten der selve stadt heft sijne D.H. alhier int lant gesonden den Generaal van de Weerdt met enige duijsent mannen ende heeft het lant seer bedorven, veel dorpen gebrant en ock de stadt Tongeren ingenomen ende verthien dagen daer in gelegen todt dat hij subitelijck heft naer Frankerijck trecken".
Nauwelijks was Jan van Weert weg of een bende Walen uit de omgeving van Luik kwam de omgeving plunderen.

Schansen

De bevolking buiten de stadsmuur begon zich in die tijd logischerwijs steeds meer te bewapenen en te verschansen. Dorpen als Boshoven bij Weert gingen "schansen" aanleggen. Dit waren stukken land van 1 tot 2 HA groot, liefst gelegen nabij water. Er om heen werd een brede en vrij diepe gracht gegraven. Aan de binnenzijde sloeg men palen in de grond die met takken werden dichtgevlochten. De grond die gebruikt was voor het graven van de gracht diende nu als vulmiddel, waardoor een wal van soms wel 2 meter hoog ontstond. De takkenbossen van het vlechtwerk staken hier nog iets boven uit zodat de bewakers wel het een en ander konden zien maar tegelijk nog enige bescherming hadden en zelf niet goed te zien waren. Een brug die opgehaald of weggehaald kon worden bij een poort gaf toegang tot de schans. Binnen de schans kreeg elke dorpeling een stuk grond om een tijdelijke hut te kunnen bouwen. De boshoverschans bestond bijv. uit ongeveer 100 perceeltjes. (te zien op een oude kadasterkaart uit 1840.)

Als er gevaar dreigde werd er op de hoorn geblazen en trok iedere dorpeling zich inclusief vee zo snel mogelijk terug binnen de schans. Rond het midden van de 19e eeuw toen de plunderpraktijken verleden tijd waren zijn de schansen vrijwel allemaal gesloopt en de grachten weer gedempt. In 1822 zien we hoe op de schansen van Boshoven, Moesel, Swartbroek, Laar en Leuken, allemaal rond Weert, een schooltje is neergezet, welk na het slopen van de schans is blijven staan.

De eerder vermelde beruchte Kroatische troepen hielden vooral ook huis in het gehele Gelderse overkwartier en in het hertogdom Gulick. Vooral in de jaren 1635-1638 werden veel steden en dorpen, ook in Midden-Limburg, herhaaldelijk geplunderd. Veel edelen namen deel aan al deze oorlogen. Als loon voor diensten kreeg menigeen als geschenk van de hogere adel landerijen, burchten en landgoederen toegewezen, waardoor een groot deel van de lagere adel juist veel rijker werd. De armoede van de gewone burger zakte naar een ongekend dieptepunt. Van Sittard, dat ook enkele keren is geplunderd, is bekend dat het bevolkingsaantal in korte tijd halveerde in de eerste helft van de 17e eeuw. Een bijkomende ramp was de pestepidemie van 1636. Deze waarde door een groot deel van West-Europa en zal waarschijnlijk ook in deze streken vele slachtoffers hebben gekend.

1637
Herovering van Venlo en Roermond door Spaanse troepen. Na een korte staatse regering (1632-1637), waarbij de protestanten kerken kregen toegewezen en predikanten vanuit de stadskas werden betaald (in Venlo werd zelfs het katholicisme verboden), werd de oude toestand na 5 jaar weer hersteld. Sittard en Maastricht waren echter nog steeds in Staatse handen. Opvallend is hoe de burgerij van Roermond weigert de stad te verdedigen in 1637 en daarna de Spanjaarden met gejuich weer binnenhaalt!

3 september: Capitulatie der stad Roermond en overgave aan den Kardinaal Ferdinand van Oostenrijk: De 3e september is de stad Roermond, na dat zij zich vijf dagen heftig verdedigd had, overgegaan naar "conyngs seyde" (Spaanse). Niet tegenstaande dat de Staatse soldaten zich wel dapper geweerd hadden, en de buitenwerken niet met soldaten hadden kunnen bezetten, werd majoor Carpentier gedwongen eindelijk de stad over te geven. Hij had in die korte tijd wel meer dan zeven honderd tonnen kruid verschoten, en moest een grote hoeveelheid provizie en munitie van goede kwaliteit achterlaten in de stad. Het Staatse Garnizoen in Roermond had de burgers bevolen mee te helpen de stad te verdedigen, maar dat vertikten ze! "Niet willende tegen hun natuurlijke Heer en Prins te vechten." Op 4 september toog de gehele burgerij met vliegende vaandels de stad uit om Zijne Koninklijke Hoogheid in te halen. En burgemeester Frans Pollart en de andere heren van de Magistraat boden hem de stads-sleutels aan, welke Zijne Hoogheid onmiddellijk weer terug gaf. Ook werden alle Staats-gezinde leden van de Magistraat weer afgezet, en werden de Konings-gezinde, leden weer aangesteld.

Uit: Kroniek der Stad Roermond door Friedrich v. Nettesheim.

1650- 1700, de periode na de 80jarige oorlog.

1648
Vrede van Munster. De afspraken hierbij gemaakt hadden weer allerlei problemen tot gevolg. Zuid-Limburg kwam voor de helft onder Staats bestuur (het grootste deel van het huidige Nederlandse Zuid-Limburg, de zogenaamde "Landen van Overmaes"), voor de andere helft (tegenwoordig Belgisch, vooral ten zuiden van het huidige Zuid-Limburg) bleef het onder Spaans (Brussels) bestuur. Het Staatse deel verbood katholicisme en eigende zich alle kerkelijke goederen toe. Het Staatse bestuur werd hierbij militair gesteund vanuit Maastricht. De adel en bevolking kwam hier steeds meer tegen in opstand. Philips IV en Frederik Hendrik sloten een overeenkomst waarbij laatstgenoemde de heerlijke rechten en goederen van het ambt Montfort (waaronder Belfeld en Beesel) ontving als vergoeding voor de verloren gegane goederen van de Oranje Nassaus tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Na deze scheiding tussen souvereiniteit en de heerlijke rechten (met de daaraan verbonden financiële voordelen) bleef de Hollandse tak van de Oranje Nassaus eigenaar van de heerlijke rechten van het ambt Montfort, terwijl de koning van Spanje (bestuurd vanuit Brussel) de souvereiniteit behield.

Toen Stadhouder Willem III in 1702 door een val van zijn paard kwam te overlijden eigende de Pruisische koning Frederik van Pruisen zich de heerlijke rechten toe. Op 4 oktober 1767 trouwde Willem V, oudste zoon van Willem IV met Wilhelmina von Hohenzollern, een Pruisische prinses die in Berlijn geboren was. Door deze Duitse connecties kon de oude rechtenkwestie afgehandeld worden. In 1769 kwamen de heerlijke rechten van het ambt Montfort weer terug bij de Oranjes. (zie aldaar)

Het Gelderse Overkwartier werd nu bij de vrede van Munster definitief afgescheiden van de andere Gelderse onderdelen ten noorden van Nijmegen, en bleef daarmee ook onder Spaans (Brussels) bestuur staan. Roermond en Venlo, en dus ook Swalmen hoorden hier bij. Vanaf ongeveer 1655 pas werd het een stuk rustiger in deze streken omdat de laatste vreemde troepen toen eindelijk verdwenen waren. Maar getuige het artikel van Loe Giesen in de kwartaal periodiek van Heemkunde vereniging Maas-en Swalmdal zwierven er in ieder geval in 1651 nog steeds vreemde soldaten in deze contreien:

Door de ligging langs de oude route langs de oostkant van de Maas heeft onze omgeving altijd veel last gehad van doortrekkende troepen. Over veel van deze troepenbewegingen is heel wat bekend en geschreven. Dat geldt echter nauwelijks voor de soldaten ('miles') die deelnamen aan deze veldtochten. Sommigen onder hen verkeerden waarschijnlijk hun hele leven in typische macho-groepjes, anderen werden op hun tochten vergezeld door hun vrouw of gezin. Sommige vrijgezellen troffen in onze contreien hun levensgezellin en bleven er wonen, anderen lieten hier een hevig gedesillusioneerd meisje achter met een kind of bliezen hier hun laatste adem uit, ver van hun plaats van herkomst. Van velen van hen is geen naam bekend. Wie was bijvoorbeeld de ongelukkige waarover de gemeenterekening van Beesel op 13 maart 1651 schrijft: 'Item aen borgemeester Peter van Wessum so hij voor ons verschoten heeft aen den coronell wegen den soldaet alhier doet gheslagen, ende vorts ten huyse van Margreit Bammelraij in het accordieren van de selven verteert is, ende voorts dat die van Belfent verschoten hebben, beloept in alles voor onsen quote 228 gl 8 st'. En elders in dezelfde rekening: 'Noch compt Evert [Ellens] van die doetkiste van den doet ghevonden soldaet ende andere onkosten 7 gl 19½ st'.

Geestelijk leven
Onmiddellijk na de zuiveringen van Alva rond 1570 werd een begin gemaakt met de contrareformatie. Er werden strenge kerkelijke regels geformuleerd. Ook werd toen het al wat oudere plan uitgevoerd tot een bisschoppelijke herindeling. Tot die tijd viel het grootste deel van het tegenwoordige Limburg onder het bisdom Luik. Daarnaast had je noordelijk gezien slechts één ander bisdom, het bisdom Utrecht. Plan was om de bisdommen veel kleiner te maken en het bestuur dichter bij de mensen te brengen. Zo werd het bisdom Roermond opgericht. De magistraat van Roermond was hier tot dusver steeds op tegen geweest, waarschijnlijk beducht voor nog verdere uitbreiding van de geestelijke macht. Vooral de gilden lagen in die tijd vaak in de clinch met de talrijke kloosters, die veel macht en privileges hadden. Maar het stadsbestuur werd gezuiverd en er werd veel werk gemaakt van degelijke katholieke scholen. Ook de pastoors en kapelaans in de verschillende parochies kregen strenge voorschriften. Na enkele generaties was het katholicisme in deze regio weer vrij diep geworteld en de meesten wisten niet beter meer of dat het altijd zo geweest was. Alleen in de periode 1632-1637, toen Frederik Hendrik onder andere Roermond bezette, en later in de langere periode 1702-1715 werd het gereformeerde geloof weer toegestaan. Het was echter duidelijk dat het geen doen meer was om het katholieke geloof te verbieden in deze gebieden toen de contrareformatie zich stevig had geworteld. In de korte periodes dat bepaalde gebieden bezet waren door troepen van de Republiek der Nederlanden was dit de namelijk wel de wens van veel fanatieke predikanten uit het Noorden. Het is aardig om te lezen welke dingen allemaal speelden in de periode na de contrareformatie. Er is vanaf ongeveer 1640 tot 1795 documentatie van de processen van het officialaat (kerkelijke rechtbank) bewaard gebleven van het bisdom Roermond. Deze kerkelijke processen werden opgetekend in het Latijn en zijn grotendeels vertaald in de eerste helft van de 20e eeuw door Mgr. Hanssen. Een kleine selectie uit deze processen met commentaar mijnerzijds van de periode 1640-1675. Meer over de geschiedenis van de Rooms-Katholieke kerk in Limburg tot 1800 in apart document.
In de landen van Overmaas, een groot deel van het tegenwoordige Zuid-Limburg, was het omgekeerde aan de hand. De katholieke godsdienst was er weer stvig geworteld, maar toen hoorde het opeens bij Nederland en werd de Hervormde Kerk de officiële godsdienst. Lees hier over de gevolgen.
Kasteelheren
Kasteel Hillenraad, omstreeks 1965
Foto Pieter Simons

Na de tachtigjarige oorlog hebben veel adellijke geslachten zich weten te versterken. Ze hebben van aartshertogen vaak allerlei heerlijkheden toegewezen gekregen, en door de rechten die voortkomen uit verpachting, rechtspraak en belastingen wisten ze zich in korte tijd te verrijken. Veel kastelen worden in deze tijd gebouwd of uitgebreid, zoals kasteel Hillenraed. (Meer informatie over Hillenraed klik hier). Belangrijke adellijke families zijn bijv. de families van Hoensbroek en Schenck van Nideggen. In 1693 is de Aldeborg (ook wel Naborgh, later ook "Gebroken Slot" genoemd), de voorloper van kasteel Hillenraed, nog in gebruik, getuige navolgende akte:

Ruïne "Naborg" (Aldenborg), omstreeks 1965
Foto Pieter Simons

17 september 1693
Hendrick Schenck van Nydeggen, ridder in de Duitse Orde en commandeur van Ramerstorf, enerzijds, en Arnold Schenck van Nydeggen, heer te Hillenraed, anderzijds, sluiten een overeenkomst waarbij tot beëindiging van de conflicten tussen beiden bepaald wordt dat eerstgenoemde het goed de Aldenborg te Swalmen ontvangt.
Schloß Haag, inv.nr. 4213. Zie 9-7-1663 en 13-2-1708.
Baldadigheid Jeugd
Dat de rust enigszins weergekeerd is na de 80-jarige oorlog blijkt misschien wel uit het feit dat in 1654 en 1655 enige verordeningen komen die zich met onbenullige zaken bezig houden als het afsteken van poeierbolletjes met feesten (St. Maarten?)

De Magistraat vaardigt op 22 oktober een reglement tegen het afsteken van poeijerbollekens door de kinderen. En op 22 december verbiedt de magistraat het "roepen en schreeuwen der kinderen, knechten, meiden en jongens op St.Thomasnacht. En op 7 februari 1655: geen vastenavondsvuur meer te stoken op straat. Op 8 april beveelt de magistraat geen wijn of bier aan schooljongens of minderjarigen te tappen. Op 25 mei 1684: door de baders en zwemmers worden vele schandaelen en ongeoorloofde actien bedreven, waardoor eene geheele gemeente de gramschap Godts op haar zoude trekken; de Magistraat verbiedt het zwemmen en baden bij openbare plaatsen.

Stadsbrand Roermond

31 mei 1665: weer brandt Roermond door een stadsbrand grotendeels af. Oorzaak is een vreugdeschot uit een geweer tijdens de kermisprocessie. Hierdoor wordt een klein huis in vuur en vlam gezet. Ondanks de leien daken, verplicht na de vorige stadsbrand, is dit fataal voor het grootste deel van de binnenstad. Boeren uit omliggende dorpen worden betaald bij het puinruimen. Het stadsbestuur koopt 40000 leien en 12 steenovens moeten overuren maken om aan de behoefte van stenen te voorzien. Castel Rodrigo, op dat moment gouverneur van de Spaanse Nederlanden schenkt de stad 22000 gulden en scheldt 3000 gulden belasting kwijt. Binnen 5 jaar zijn ongeveer 700 van de 800 afgebrande huizen opnieuw opgebouwd. (zie ook "Kroniek Roermond, overig") Op een kaart uit 1671, welke gemaakt is in opdracht van de gemeente Roermond, kunnen we goed zien hoe fataal de betreffende brand was (Rode daken: huizen welke zijn afgebrand, blauwe daken zijn van huizen die aan de brand zijn ontsnapt)

Klik hier voor een grotere afbeelding. Daarna bewegen met muis over nieuwe afbeelding voor details

Tekening Roermond, 5 jaar voor de stadsbrand. Te zien is nog de "grauwe toren", de 17e eeuwse vorm van de St. Christoffelkerk, de Munsterkerk en de torens van de talrijke kloosters. Toegeschreven aan A. van Croos. De tekenaar stond waarschijnlijk ten Z.W. van de stad op de z.g. Bonnenberg, een heuvel die vroeger lag bij de monding van de Hambeek in de Maas. (Klik op de afbeelding voor meer details. Beweeg daarna met de muis over de afbeelding en zie om welke kerken of torens het gaat)

Soldaten in Midden-Limburg
Vooral vlakbij Venlo, zoals in het dorp Belfeld, was er in de relatief rustige periode van 1648-1672 toch nog veel overlast, vooral van de soldaten die gelegerd waren in Venlo. Jarenlang hielden boeren 's nachts beurtelings in kleine groepjes de wacht zodat bij onraad mensen en dieren zich tijdig konden verschansen. De soldaten stalen namelijk geregeld vee of roofden producten van het veld. 15 juni 1666 vond er een schietincident plaats met dodelijke afloop. Wakende boeren hadden vier soldaten betrapt die op het land van een van de boeren vakkundig gras waren aan het maaien en dat wilden wegvoeren. Eerst riepen de wachters snel de hulp van ongeveer negen buren in. Van beide kanten werd vervolgens in het donker geschoten en de soldaten sloegen op de vlucht. Een soldaat bleek achteraf te zijn bezweken aan zijn verwondingen. Een uitgebreid onderzoek en proces volgde, waar men niet uitkwam. Het proces werd verplaatst naar het hogere gerechtshof in Roermond. De uitspraak is niet bekend. Wel is opvallend dat twee jaar later twee van de betrokken, nog jonge boeren, waaronder de hoofdverdachte, waarschijnlijk zijn overleden. (Hoofdverdachte Jacob Schreurs, dan 33 jaar: genoemd worden in 1668 nl. "de erfgenamen Jacob Scheurs", en een van de verdachten, nl. Wilhelmus Rijvers, is overleden 2 juli 1668 op 24 jarige leeftijd). Wilhelmus Rijvers pleit zichzelf overigens bij het eerste proces vrij omdat hij volgens eigen zeggen bij het schietincident net bezig was om zijn behoefte te doen...
Details staan beschreven in Maas-en Swalmdal 12, 1992 pag.99-107, Loe Giesen.
1667, Inval Lodewijk XIV
Lodewijk XIV eiste voor zijn gemalin, een dochter van Philips IV van Spanje uit zijn eerste huwelijk, een deel van de zuidelijke gewesten op. Om zijn aanspraken kracht bij te zetten zond hij maar gelijk troepen om ze in bezit te nemen. Raadspensionaris Johann de Wit wist door samenwerking met Engeland en Zweden Frankrijk te dwingen deze gebieden weer af te staan, maar Frankrijk eiste wel oorlogscontributie. In 1668 werden de steden Roermond en Venlo voor aanzienlijke bedragen aangeslagen om zich vrij te kopen van de Fransen. Omdat de bedragen niet gelijk opgehoest konden worden werden een aantal gijzelaars meegenomen, die pas twee jaar later vrijkwamen. Volgens een verslag van een hunner hadden zij
"vele ongemacken ende peryckelen van dysenterie, peste ende contagieuse siekten, quellingen, stricte gevanckenissen ende insluytingen, smert ende misserie onderstaen."
Niet lang daarna sloot Frankrijk een verbond met Engeland en Zweden, en nu was Holland juist aangewezen op de samenwerking met Habsburg (Brussel).
1672-1678: oorlog met Frankrijk
Lodewijk de XIV had de smaak te pakken. In 1672, nu wetende dat hij de steun had van Engeland, Zweden en zelfs de keizer van Beieren, trok hij opnieuw deze streken in. Eerst werden Tongeren en Maaseik bezet en weer werd het Zuidelijke Loonse land geteisterd door doortrekkende troepen. Maastricht werd belegerd, maar goed verdedigd door uitbrekende spaanse ruiterij, die met de staatsen samenwerkte. Voor de winter trokken de Fransen zich terug naar de omgeving van Luik. Nu ging Prins Willem III met zijn troepen naar deze streken. Dat kostte elke plaats heel wat schade. In de kroniek van Loe Giesen lezen we bij 26 november 1673 een opsomming van de geleden schade door de bivakkering in Beesel. Een klein fragment hieruit;

30 november 1673, BEESEL "Declaratie van schaede die de onderdaenen van Besel geleden hebben door het leger van Sijne Doorluchtige Hoochden Heere Prince van Orangien den 30 novembris 1673" (Nu volgt een lijst met schade bij meer dan 50 personen, totale schade 1960 gulden en 6 stuivers.) De eerste persoon als voorbeeld:
Ierstelijck hebben bij Jan Quijten gelogeert 13 man
met hunne peerden, ende hebben verteert aen cost en dranck, jeder ad 3 blaumuyser comt 7 11 26 kluyen hoy ad 6 st t'cluyen, comt 7 15 (7 gulden 5 stuiver)
6½ vat haveren beloopt 5 17
7 vaten gerste t'malder ad 7 gl comt 8 3 ¼
2 vaten boeckweyt ad 1 16
3 rycxdaelers in gelt 9 6
7 kannen wachelaer 3 10
2 bijen gedoot beloopende 7 15

Ook Swalmen kwam er in deze tijd niet goed vanaf. De totale schade geleden in die jaren was nog vele malen groter, getuige het volgende stuk:

7 november 1675
ROERMOND / SWALMEN - Op verzoek van Albert Meuters, scholtis van de heerlijkheden Asselt en Swalmen, verklaart J. Gilkens dat hij, als raad en momboir van Zijne Majesteit daartoe gecommitteerd door het Hof d.d. 5 juli 1674, baron Schenck van Nydeggen, heer van Hillenraedt, Asselt en Swalmen, voornoemde scholtis Albert Meuters, de schepenen Gerard Martens, Willem Rutsen en Jan Smiedts onder ede heeft verhoord. Zij hebben verklaard dat voornoemde heer van Hillenraad vóór de brand die op 'pridie St. Petri et Pauli' door Franse troepen is gesticht, twee schepenakten ('scabinale acten') gepasseerd ten overstaan van schepenen van Besel en Swalmen, die nog niet 'geinteresseert' waren [vermoedelijk wordt bedoeld: geprotocolleerd], aan de scholtis heeft gegeven. Deze akten behelsden de schade die de onderdanen van de heerlijkheden Asselt en Swalmen hebben geleden door de 'passage ende repassage' van de Franse troepen, alsmede 'logeringe' van de diverse legers van de Prins van Orange, een bedrag van in totaal 7.322 rijksdaalders boven op hetgeen ondergetekende persoonlijk ter plekke heeft opgenomen. De beide genoemde akten zijn door de brand ten huize van genoemde scholtis Meuters in as opgegaan. Een kopie van deze akte heeft de raad en momboir nog in bezit; het origineel heeft hij aan de baron Van Nydeggen om zich daarmee conform ordonnantie van het Hof te bedienen prove consily.
RAL Maastricht, SA Swalmen en Asselt (01.010), inv.nr. 234.

Het enige succes van Willem was overigens bij die tocht het terugveroveren van Valkenburg. In 1673 na een nieuwe belegering van de Fransen van Maastricht veroverden dezen na enkele maanden de stad. In 1676 mislukte een poging om de stad terug te veroveren.

"Beleg en verovering der sterke stad Maastricht door den koning van Vrankrijk den 1 july 1673".

Ook in Roermond waren in die periode veel soldaten ingekwartierd. Elke inwoner diende soldaten op te nemen, m.u.v. geestelijken en overheidsdienaren als magistraten en schepenen. Uit een studie van Coretta Wijbrans (Maasgouw 117, 1997, pag. 77-88) blijkt dat er per woning gemiddeld 4 soldaten waren ingekwartierd. Als voorbeeld een huis in het derde kwartier (Roermond was ingedeeld in zeven kwartieren, zie voor de plaats van dit kwartier de kaart uit 1671)), met twee kamertjes en een zoldertje. Hierin woonde een echtpaar met zes kinderen. In 1677 werden er nog eens 6 soldaten bij hen ingekwartierd!

In 1678 wordt vrede gesloten waarbij de toestand van voor 1672 wordt hersteld.

Woonsituatie in de stad
De studie van Coretta Wijbrans zoals hierboven genoemd geeft nog meer interessante informatie, in dit geval over Roermond. Ze vergelijkt Roermond met steden als Leiden, Mechelen, de gemiddelde stad in Engeland en ook de situatie in de kwartieren onderling. Zo blijkt dat in Roermond meer mensen wonen per huis dan in Den Haag of Leiden, maar een vergelijkbaar aantal als in Mechelen of in Engeland. Er zijn maar weinig huizen met meer dan vier kamers. De meeste huizen hebben een voorkamer en keuken, en op de eerste etage nog twee kamers. Het voorhuis is tevens werkruimte, vaak winkel. Daarnaast zien we hoe het voorhuis gebruikt wordt als smidse, weefruimte, een enkele keer zelfs als koestal. In de grotere huizen wordt de voorkamer "salet" genoemd, deze had een representatieve functie. Daarnaast is er dan meestal nog een zijkamer. Er is nog nauwelijks sprake van scheiding tussen wonen en werken. Er worden ook nog enkele bijzondere vertrekken genoemd in het visitatierapport van 1677: enkele keren is er een gaffel. Dat is een vergaderruimte voor een gilde. Er wordt een huurvaarders-, een snijders- en een weversgaffel genoemd. De wat grotere huizen hebben soms ook een paardenstal. Een enkele keer staat het paard gewoon in huis. Het eerste kwartier is rijker, daar heeft de helft van de huizen drie verdiepingen. Alleen herbergiers, schout en schepenen of grote kooplieden hebben soms nog meer dan drie etages. Bij kooplieden dient een deel van het huis dan tevens als opslagplaats. Sommige huizen hebben geen schouw. Koken en wassen wordt in de open lucht op een binnenplaats gedaan, soms wordt er zelfs een open vuur binnenskamers gemaakt! Meestal zijn er twee schouwen, het huis van de burgemeester had liefst 10 schouwen. Slapen doet men op een losse matras, in een bedstee, maar vaak ook alleen op stro. Ook de soldaten die ingekwartierd waren slapen meestal los op stro of met meerderen op een matras. Ledikanten zijn er alleen bij schout en schepenen en bij een aantal herbergen.
1680: Heerlijke rechten en souvereine rechten
De Republiek Nederland, Spaans Gelre, Gulick enz.: elke staat had zijn eigen souvereine regering. Maar binnen die staten waren er talloze heren met zogenaamde heerlijke rechten, die ze meest of via erfrecht verworven hadden of hadden gekocht van bijv. de souverein heerser. Heerlijke rechten betekenden bijv.: het recht om de predikant of de pastoor aan te stellen, het lage of hoge gerecht met al de er bij behorende opbrengsten (opbrengsten "breucken" = boetes bij overtredingen), rechten als tol of visrechten, bepaalde belastingopbrengsten, enz. Omdat het souvereine recht, het heerlijke recht of verschillende heerlijke rechten soms door elkaar heen dreigden te lopen moest in 1680 van de ambtenaren die een onverenigbare dubbele functie hadden in Spaans Gelre, op last van de souvereine regering van Brussel een lijst worden gemaakt. Deze lijst, in het Frans opgesteld, is afgedrukt in Maasgouw 1926 pag. 49-52. Zo lezen we bijv. dat Henri Crebber, secretaris van het ambt Montfort, ook secretaris was in Swalmen en Asselt. Maar Montfort was een heerlijkheid van de prins van Oranje, en het werd niet wenselijk geacht dat de gemeente Asselt en Swalmen, een heerlijkheid van de graaf van Hillenraed, dezelfde secretaris had als Montfort. De kiem van de oorzaak van de aparte status van Swalmen na het
barriëretractaat van 1716 wordt hier dus al gelegd. In 1716 wordt Swalmen als enige gemeente van het ambt Montfort aan Oostenrijk toegewezen, terwijl de de rest bij de republiek Nederland komt.
1688-1697: 9-jarige oorlog
Tien jaar later is het weer raak: Lodewijk XIV maakt weer aanspraak op gebieden in de zuidelijke Nederlanden en het Rijnland. De vijandelijkheden beperken zich voor een groot deel tot het huidige Belgisch Limburg en een deel van Zuid-Limburg. Maastricht blijft dit keer gespaard. In Swalmen is een soldaat in dienst van de Fransen Hendrick Jansen uit Tongeren in 1680 getrouwd met een plaatselijk meisje (Cornelia Vaessen, 4 kinderen). Deze soldaat wordt in 1688 opgehangen. Reden is onbekend.

25 augustus 1688
Rekening van de beul te Roermond over de betaling van de kosten voor het ophangen van Hendrick Jansen te Swalmen.
Schloß Haag, inv.nr. 4188. (kroniek Loe Giesen)

Omdat ook Duitse troepen aan de zijde van Spaanse en Hollandse troepen meedoen wordt Limburg ook na afloop van de 9-jarige oorlog nog een tijd lastig gevallen door achtergebleven soldaten. In onze contreien zijn veelvuldig soldaten aanwezig, zoals in 1692 in Reuver een soldaat of gezant van de prins van Oranje, getuige het volgende document:

27 juli 1692
De prins van Nassau, ridder van het Gulden Vlies, Generaal Veld-maarschalk van de troepen van Z.M. stadhouder, Gouverneur en kapitein-generaal van het vorstendom Gelre en Graafschap Zutphen, geeft de regeerders van den Roover bevel om aan toonder een verversing en zo nodig een overnachting te geven.
Verteerd 10 stuiver t.l.v. Heinrich Treinis.
Fotocopie zonder bronvermelding; Nassause Domeinen 121? (Kroniek Loe Giesen)

"Kleine ijstijd"
De jaren 1690-1700 vormden het koudste decennium sinds 700 jaar.
F. Braudel: Beschaving, economie en kapitalisme - de structuur van het dagelijks leven (Amsterdam, 1987), blz. 41
Behalve mooie landschapsschilderijen die in deze tijd gemaakt konden worden moet dit ook zijn weerslag hebben gehad op het dagelijkse leven van de gewone man in Limburg. Een verslag van februari 1691, waarbij de koster van Asselt te voet de Maas oversteekt vanuit Buggenum en door het ijs zakt, geeft aan dat het inderdaad koud was, want dat de Maas dichtvriest is in ieder geval heden ten dage een grote zeldzaamheid

Verklaring over de dood van Leonardus Stockmans, koster te Asselt.

Ten overstaan van scholtis Johan Swaken, Jan Janssen en Geret Emets, schepenen van de heerlijkheden Swalmen en Asselt, alsmede secretaris G. Lubbers, verklaren Hendrick Slabbers, Jan van Lin, Jan Cuijpers en Laemert Fredericx 'dat sij eensaementlijck sijn gecommen van Buggenum vuyt Gertien Slabbert huys mitten custer van Asselt, Lenardt Stockmans, den 2 feb. 1691 savonts omtrent 8 uhren, om te samen naer Assell te gaen naer hunne respectieve wooningen, ende commende tot aen de Maese, heeft den voors. custer gewilt, dat men soude passseren den gebaenden voorwegh over de Maese, waerop de comparanten, signantelijck Hendrick Slabbers, heeft geseyt dat het beter waere te gaen den wegh van de Lenge Steen over de Maese, vermits op den gebaenden wegh die den custer wilde ingaen, eene haxxe is gevallen in het ijs, ende hem alsoo daeromme gewaerschout, daerop den voors. custer repiclierende seyde, daer en coste men niet wel van de Maes opcommen, ende alsoo hebben de comparanten hunnen wegh genoemen naer de Lenge Steen ende den custer alleen laeten gaen aen het Buggenum veer [...] Maese aen de Lenge Steen [...] aldaer over te gaen hebben deselve onder malckanderen geseyt, den custer moet al over de Maes sijn, want men hoort hem niet eens roepen ende weynich daernaer hooren eenigh gespreck, hebben sij gehoort dat den voorss. custer hert heeft geroepen "Hey, hey, help mij", ende daerop hebben de comparanten tot hem geloopen ende tusschen wegen geroepen: "Custer halt dich, wij commen om u te helpen", daerop den selven wederom riepe "Help mich toch, Jesus Maria", ende alsdoen bij hem commende, om hem te helpen, heeft hij eene der comparanten Hend. Slabbers noch gewaerschout, dat hij sich soude wachten dat hij oock in het waeter door het ijs niet en viel, want het ijs ware gebroecken, waernaer Henderick Slabbers ende Jan van Lin hun mit handt vast haldende om den voors. custer alsoo vuyt het waeter te trecken heeft Jan Cuijpers ondertusschen hem in de handt willen geven sijnen stock om hem daermede vuyt te trecken, heeft den voorss. custer gemanqueert den selven te vatten, waerdoor den selven aenstondt is gesoncken, waermede de comparanten het gene voors. voorgelesen [..]'. RAL Maastricht, SA Swalmen en Asselt, magazijnlijst inv.nr. 98; beschadigd stuk, ondertekend door de schepenen en getuigen. Leonardus werd op 2-2-1691 begr. te Asselt. Kroniek Loe Giesen.

 

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"