Philips de Stoute

In 1152 hertrouwde Eleonora van Aquitanië met Hendrik Plantagenet, hertog van Normandië en graaf van Anjou. Toen kort daarop Hendrik Plantagenet de Engelse kroon besteeg was een groot deel van Zuid-Frankrijk + Normandië in een klap in Engelse handen. Toen in 1314 de Franse koning Philips IV overleed had hij geen mannelijke opvolger. Het dichtst in lijn was Isabella, maar die was getrouwd met de Engelse koning Edward II. Hierdoor dreigde ook de rest van Frankrijk onder Engeland te gaan vallen. Dat mocht niet gebeuren en toen werd Philips van Valois als koning aangesteld als Philips VI. In 1337 eiste Edward III, de zoon van Edward II, alsnog Frankrijk op en zo ontstond de honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland. Bij de slag van Poitiers in 1356 werd de zoon van Philips VI, Jan de Goede, door de Engelsen gevangen genomen. Bij hem was zijn jongste zoon Philips. De 14-jarige knaap stond aan de zijde van zijn vader en wist hem zelfs het leven te redden. De beide gevangenen werden in 1360 vrijgelaten waarbij gijzelaars hun plaats moesten innemen tot een fabelachtige som losgeld zou zijn betaald. Jan de Goede gaf in 1363 aan zijn jongste zoon uit dankbaarheid het hertogdom Bourgondië, echter niet als gebruikelijk in leen, maar als erfelijk bezit. Deze zoon zou de geschiedenis ingaan als Philips de Stoute. Toen zijn vader overleed waren hij en zijn broer Karel al machtige vorsten in Europa: Karel als koning van Frankrijk en hij als hertog van Bourgondië.
Maar Philips had ambitieuze plannen om zijn gebied uit te breiden. Zijn oog viel op het aangrenzende Franche-Comté met hoofdstad Dole (later werd dit Besançon). Sinds de opdeling van het rijk van Karel de Grote behoorde het Comté (= graafschap) tot het Heilige Roomse Rijk, maar Philips beschouwde het als onderdeel van het hertogdom Bourgondië (met hoofdstad Dijon). Het Comté behoorde toe aan Lodewijk II van Male, tevens graaf van Vlaanderen. Na zijn dood zou het beheer overgaan op zijn dochter Margaretha van Male, die nog was verloofd geweest met hertog Philippe de Rouvres, eerdere hertog van Bourgondië. Philips kreeg het voor elkaar dat hij in 1369 te Gent in het huwelijk trad met Margaretha van Male, enige dochter en erfgename van de Vlaamse graaf Lodewijk van Male. Dat er aan de grootse Bourgondische feestelijkheden een stevig prijskaartje hing, kon Philips niet deren: via zijn echtgenote was hij nu erfgenaam van het rijke Vlaanderen, in die dagen het meest welvarende gebied in Europa.

 

Paleis van de hertogen van Bourgondië, Dijon. Compositiefoto Pieter Simons, augustus 2007.

Margaretha, zijn vrouw, was niet bepaald mooi, maar hij hield van haar en verwende haar met geschenkjes, juwelen en bosjes bloemen (margrieten). Hun ineengestrengelde initialen "P & M" liet hij overal aanbrengen, op wandkleden, tot zelfs op het beeldhouwwerk van Dijon en Champmol. Ook hield de praalzuchtige Philips van feesten en lekker eten, het begin van het spreekwoordelijke "Bourgondische" hofleven. Hij bouwde zich te Dijon een groot paleis waar hij, omringd door Vlaamse schilders en beeldhouwers. (Rogier van der Weyden, de gebroeders van Eyck en Claus Sluter). Zijn bibliotheek is vermaard om zijn kostbare handschriften. Een deel van dit paleis is tegenwoordig ingericht als kunstmuseum (Beaux Arts, gratis!), een ander deel laat nog als museum iets zien van het hertogelijk leven uit die tijd.

Heel zijn leven bleef Philips de Stoute uitkijken naar kansen om zijn macht en invloed uit te breiden, zo mogelijk tot in Parijs. Die gelegenheid bood zich aan toen zijn broer koning Karel V van Frankrijk in 1380 overleed en opgevolgd werd door zijn zoontje Karel VI, een kind van twaalf. Van 1380 tot 1388 was Philips de leidende figuur in de voogdijraad die het bestuur over Frankrijk uitoefende tijdens de minderjarigheid van zijn neefje. Gedurende deze periode verbleef hij haast uitsluitend te Parijs: het beheer van zijn eigen gebieden liet hij over aan Margaretha. Naast Philips zaten in deze raad ook zijn broers Jan van Berry en Lodewijk I van Anjou. Van deze bevoorrechte positie maakte Philips gebruik om de koning ertoe te bewegen het Franse leger in te zetten in de Slag bij Westrozebeke (29 november 1382), om de Gentse opstand onder leiding van Philips van Artevelde tegen zijn schoonvader graaf Lodewijk van Male neer te slaan en op die manier zijn Vlaamse erfenis veilig te stellen, zonder dat het hem een cent kostte. De dichte Vlaamse mist stak het Franse leger een handje toe om "de witte kaproenen" een lesje te leren. Kortrijk werd met de grond gelijk gemaakt. Ook gebruikte hij zijn positie om herhaaldelijk in de Franse schatkist te kunnen graaien.
Maar Karel VI bleef geen kind: in 1388 bedankte de jonge koning zijn drie ooms voor de bewezen diensten en ging voortaan zonder hun wijze raad regeren.

In 1383 gebood hij de bouw van het Kartuizersklooster van Champmol (bij Dijon), waar hij een koninklijk mausoleum voor zichzelf en zijn geslacht voorzag. Dit schitterende geheel werd door de beste kunstenaars uit die tijd gerealiseerd. (Portaal met beelden gemaakt door Claus Sluter, zie afbeelding hiernaast)
Toen Lodewijk van Male in 1384 overleed, werd Philips ook graaf van Vlaanderen (met inbegrip van het markgraafschap Antwerpen en de stad Mechelen) alsook van Artesië, Nevers en Rethel. Op de Franche-Comté had hij al eerder zijn hand weten te leggen. Daarmee was de basis gelegd voor een machtige bufferstaat tussen Frankrijk en het Heilig Roomse Rijk: een Bourgondisch rijk dat zich uitstrekte van Midden-Frankrijk tot de Noordzee. Alom werd hij beschouwd als de machtigste vorst van Europa.
Maar Philips probeerde op verscheidene manieren zijn gezag nog verder uit te breiden naar de aangrenzende gewesten. In 1385, tijdens het 'dubbelhuwelijk van Cambrai', regelde hij het huwelijk van zijn kinderen Margaretha en Jan met respectievelijk Willem en Margaretha, de kinderen van Albrecht van Beieren (r. 1389-1404), graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen. In 1390 wist hij bovendien de kinderloze hertogin Johanna van Brabant (r. 1355-1406) ertoe te bewegen het hertogdom af te staan aan haar nicht (en Philips echtgenote) Margaretha van Male. De Staten van Brabant namen met deze overeenkomst geen genoegen, maar moesten uiteindelijk wel aanvaarden dat Philips' tweede zoon Antoon van Bourgondië als opvolger van Johanna werd aangesteld. In hetzelfde jaar kocht Philips ook nog het graafschap Charolais.
Een tweede kans om zich met het koninklijke gezag te Parijs te gaan bemoeien kreeg hij onverwacht in 1392, toen koning Karel VI ten prooi viel aan een geestesziekte. Wederom nam Philips de Stoute het regentschap over Frankrijk op zich. Intussen zorgde hij er voor, in zijn hoedanigheid van graaf van Vlaanderen, dat hij Engeland, Frankrijks aartsvijand, niet al te zeer van zich vervreemdde. Vlaanderen was met haar wolproductie economisch erg afhankelijk van Engeland. In 1396 wist Philips een overeenkomst te sluiten waarbij vrij handelsverkeer tussen Engeland en Vlaanderen werd toegestaan.

Binnen zijn eigen gewesten liet Philips de plaatselijke bestuursinstellingen bestaan - dit tot grote vreugde van de Vlaamse steden - maar maakte ze ondergeschikt aan door hem ingestelde, centrale regeringsorganen. In 1385 benoemde hij voor het dagelijks bestuur over zijn gebieden een kanselier, Jean Canard (ca. 1350-1407), die werd bijgestaan door een hofraad. Kanselier Canard bleef in functie tot 1405 en fungeerde als Philips' rechterhand. In 1386 richtte de hertog van Bourgondië in Rijsel (voor de noordelijke gebieden) en in Dijon (voor de zuidelijke gebieden) een Rekenkamer in voor de financiële administratie, evenals een Raadkamer, een soort hof van beroep dat vonnissen van de plaatselijke rechtbanken kon vernietigen.
Op 28 mei 1371 was te Dijon de eerste zoon van Philips de Stoute en Margaretha van Male geboren: Jan zonder Vrees. Deze nam in 1396 deel aan de "Kruistocht van Nikópolis" tegen de Osmaanse Turken die het koninkrijk Hongarije bedreigden. De kruistocht werd een fiasco: Jan werd gevangen genomen op 25 september, en de hertog van Bourgondië moest losgeld neertellen om zijn zoon weer vrij te krijgen. De Turken meenden dat zij de "zoon van de koning van Vlaanderen" gegijzeld hielden.

In Brussel was zijn tante, hertogin Johanna van Brabant, een oude vrouw geworden. Zij verzocht haar erfgenaam Antoon onverwijld naar Brabant af te reizen om de laatste administratieve formaliteiten voor haar opvolging te regelen. Philips de Stoute wou persoonlijk assisteren en vertrok samen met zijn drie zonen naar Brussel, waar ze aankwamen op 16 april 1404. Nog dezelfde avond organiseerde de hertog een "Bourgondisch" feestmaal waarop alle edellieden van de Nederlanden waren uitgenodigd. Een kwalijke griep woedde echter in Brabant en ook de vermoeide Philips de Stoute raakte besmet. De hertog voelde zich verzwakken en wou zo snel mogelijk vertrekken: als hij toch moet sterven, dan liever in Dijon. Een reiswagen met ligbed werd klaargemaakt en op zaterdag 26 april vertrok het gezelschap uit Brussel. Boeren uit de buurt werkten de hele nacht door om zoveel mogelijk hindernissen uit de weg te ruimen voor de zieke hertog. Philips moest uiteraard voorbij Halle, waar hij het vermaarde Mariabeeld voor het herstel van zijn gezondheid wilde aanbidden. Maar zijn toestand ging snel achteruit en in de ochtend van zondag 27 april gaf hij de geest. Justus Lipsius schreef, zonder bronvermelding, dat hij stierf "in de Burcht, waar hij ook vroeger meer dan eens had verbleven", maar voegde er volledigheidshalve ook aan toe dat hij bij de kroniekschrijver Jean Froissart vond dat het in de herberg "Het Hert" gebeurde, vlak tegenover de kerk.

 Ziet u slechts 1 pagina?
klik hier voor de volledige website
"Voorouders uit Midden-Limburg"