Gelresche Landt ende Stadt-Rechten

Int' Over-Quartier van Ruremonde

Den derden Druck

By Johan Friderich Hagen, Ordin. Drucker van den Ed. Hove van Gelderlandt. Anno 1679

Wie was H.I. Ten Hage? Heeft zijn mysterieuse verwijzing naar een bijbeltekst iets te maken met zijn leven? Waarom onderstreept hij bepaalde passages in het boek en zet er onbegrijpelijk commentaar bij? Komt hij uit Woudrichem en heeft hij iets te maken met de dubieuze testamentaire zaken die daar in de 18e eeuw plaats vonden? Deze vragen zijn voor mij blijven hangen, niet zozeer door de inhoud van het boek, maar door me te verdiepen in een van de vorige bezitters van dit boek. Hierover later meer.

Allereerst even iets over de inhoud van het boek zelf. In het voorwoord van Johan Friderich Hagen (niet te verwarren met de later nog te noemen Ten Hage!!) lezen we dat er al twee eerdere in folio's gedrukte uitgaven waren van dit boek, het eerste zonder register, het tweede met. Bedoeld worden hier respectievelijck "Gelresche rechten des Ruremundtsche quartiers, Roermond, J. Hompes 1620", en "Gelresch landt ende stadtrechten int Overquartier van Ruremonde Roermond, G. Du Pree 1665". Het gaat om de eerste en tweede gecorrigeerde editie, waarbij de laatste tevens uitgebreid is. Er bestond echter de wens om het werk ook in een handzamer formaat te kunnen bezitten, ook omdat de meeste ordonnanties en reglementen in quarto zijn verschenen. Deze derde editie heeft dus ook het handzame "Quarto-formaat".In het boek staat het als volgt: Maar vele "lijfhebbers" hebben gewenst dat "deze grondig Landt ende Stadt-Rechten des Quartiers van Ruremonde" ook in een "zodanig formaet" zou worden herdrukt en van vele drukfouten gecorrigeerd, "'t welck nu met groote Naersticheyt is geschiet".

Hoe is het boek opgebouwd? het begint met een "Copie van die Confirmatie van deze Landt ende Stadt-rechten" uit 1619, ondertekend door aartshertogen Isabel Clara Eugenia, infante van Spanje etc. en haar raad. (Het begin ervan is als scan weergegeven onder aan in dit document)

Na deze inleiding volgen diverse "Delen" (hoofdstukken) , weer onderverdeeld in "Tytels" (paragrafen). Het eerste deel gaat over persoonsrecht (1e titel de diverse af te leggen eden van rechtsprekenden), het tweede deel over goederen, lasten en "servituten", derde over erfrecht, het vierde over contracten, het vijfde de manieren van rechtsvordering, het zesde over misbruiken en misdaden en de erbij behorende straffen. Tot slot een register van "Breucken" (overtredingen) en een algemeen register met trefwoorden.

Je krijgt door het bestuderen van de hoofdstukken een goed inzicht over de manier van denken bij de rechtspleging en over het recht, strafoplegging enz. in het algemeen. Het was indertijd een studieboek voor schouten en schepenen en vooral een naslagboek dat bij elke rechtzaak van pas kon komen. Ook nu nog is het een studieboek, maar dan vooral een in verband met de studie van de rechtsgeschiedenis.

Tot zover de inhoud. Een eerste vraag die bij me oprees was de volgende: waarom werd deze druk in Arnhem gedrukt? Sinds 1648 waren de verenigde Nederlanden officieel onafhankelijk van Spanje (in de praktijk al meer dan 50 jaar langer). Roermond was van oudsher een van de vier kwartieren van Gelderland, naast Arnhem, Nijmegen en Zutphen. Hoofdstad van Gelderland was Arnhem. Maar Roermond was als enige kwartier bij Spanje gebleven en had in 1679 al bijna 100 jaar lang een ander soeverein vorst. Karel V verordonneerde zo rond 1550 dat elk hof moest gaan zorgen voor een duidelijk op schrift gesteld land- en stadsrecht. Daar komt de eerste druk uit 1619 uit voort. Het feit dat het in 1679 in Arnhem werd herdrukt, zegt dat nog iets meer, behalve dat daar misschien een goede drukker zat? Waarom werd het niet in Brussel gedrukt, de stad waar Roermond direct onder viel? Of in Roermond zelf, zoals de eerste twee drukken? Hugo de Groot schreef voor Holland "Regts-geleertheyt" (Delft, 1657). Pas in 1740 verschijnt de Codex Gelro Zutphanicus, het rechtsboek voor de drie kwartieren (Arnhem, Nijmegen en Zutphen) van Gelderland die bij de Verenigde Nederlanden hoorden. Daarom denk ik het volgende: op het gebied van de rechtspleging in dit hele gebied was er, ondanks dat Nederland zich afgescheiden had, nog steeds niet heel veel veranderd, of er nu ene Frederik Hendrik de baas was of ene Albert en Isabella. Men had in Gelderland domweg behoefte aan een goed naslagwerk voor eigen gebruik, en tot 1740 voldeed dit boek ook in "Nederlands" Gelderland. Ik ken nog twee exemplaren van dit boek: een ligt in de universiteitsbibliotheek van Groningen, een ander is aanwezig in het streekarchief van Gouda. Dan is het zo dat er waarschijnlijk een bezitter/gebruiker was van het onderhavige boek, die in de 18e eeuw in Woudrichem leefde. Ik denk daarom stiekem dat de Arnhemse druk niet alleen is verkocht in steden van het Roermondse Overkwartier (een erg kleine markt) maar ook in de rest van Gelderland, misschien wel nog verder.

Dan een tweede vraag die ik me stelde: hoe is mijn exemplaar bij een antiquariaat in Maastricht terecht gekomen? De waarschijnlijk laatste eigenaar was notaris Thielen uit Den Haag. Hij heeft een boekje geschreven in 1979. "Man ende Wyb ne hebben nen twiet Gut. Man en vrouw hebben geen gedeeld goed". Een studie over de geschiedenis van het huwelijksgoederenrecht in Nederlandse en Belgische gewesten. Het is duidelijk dat deze notaris o.a. uit dit boek zijn informatie heeft gehaald. Dit boekje heb ik ook in bezit. Op pag.92/93 haalt hij artikelen uit het huwelijksrecht in het Overkwartier van Gelderland aan en voorziet dat van commentaar. Bij titel 2, paragraaf 2, artikel 14 staat met potlood een kort verticaal streepje. Dat zal van notaris Thielen zijn, het is een van de door hem becommentarieerde teksten. Op pag. 81 bespreekt notaris Thielen wat er gezegd wordt in de historie over "overspel". Slechts twee door hem bekende rechtsbronnen bespreken dit verschijnsel in de periode 1581-1795: Het Friese zeendrecht (geestelijk recht) en de "Gelresche Landt- ende Stadtrechten in't Over-Quartier van Ruremonde", onderhavig boekwerk dus. In mijn boek staan op deze plek (pag.22-23) geen potloodstrepen. Notaris Thielen zal waarschijnlijk de laatste bezitter zijn geweest. De laatste woonplaats van notaris Thielen was Brugge. Vanwege de inhoud (rechtspraak in het Over-Kwartier, nu onderdeel van Limburg), is het boek denk ik gekocht door het antiquariaat van Maastricht, waar ik het weer kocht.

Mr. Thielen was uiteraard niet de eerste eigenaar. Behalve zijn ex libris etiketje staat er op een volgende lege pagina:

Corint: 2-10-
H:I: Ten Hage


Deze persoon is de gebruiker die het boek uitgekamd heeft, overal aantekeningen maakt en tekstdelen onderstreept. Zijn verwijzing naar een bijbelse tekst is wellicht alleen maar onschuldig en we kunnen er dan uit afleiden dat hij een overtuigd Christen was. De aanvangszin Corinth 2-10 verwijst naar de tekst: "Hij is het die ons gered heeft uit dat dodelijk gevaar. En hij op wie onze hoop gevestigd is zal ons ook in de toekomst redden". Maar: deze tekst lijken toch ook niet helemaal willekeurig gekozen. Ik heb onmiddellijk de associatie dat hem iets ergs is overkomen (dodelijk gevaar), maar dat hij er uit gered is en nu de toekomst positief ziet, of in ieder geval hoop heeft. Los van deze associaties zal ik nog enkele zaken vertellen die dit vermoeden enigszins versterken.
Kijken we naar het handschrift dan zien we dat deze H.I. ten Hage klein schrijft. Zo is hij in staat op veel plaatsen in het boek kanttekeningen te plaatsen. Dat zijn onderstrepingen van bepaalde tekstdelen maar ook korte eigen teksten. Zo staat er op pag 335 in de kantlijn, bij " 'T vijfde deel", bij de "tytel" "Van Vonnissen" en de subparagraaf "Van Costen, Schaden, Interesten ende Vruchten":
"Die 't proces verliest, wordt verdamt in de Costen, sonder dat men die selve magh compenseren, oft tegens den anderen stellen, om elck de sijne te dragen. " (onderlijnd door H.I. ten Hage). In de kantlijn hierbij een eigen tekst, die nauwelijks te ontcijferen is, maar waar ik toch een poging toe waag:
"Dictio Sea'ist amplia-tioa idieq parit Dit-serentiam, Iacet: l: si quis ita 30 HD: auro et argent: legat: vid: tit: i4 proeced: num i contr:" en dan met andere, lichtere pen:
"Habet vid; D: exreptionibis. Zang: Diexcep: hic concord: p: icap: 3 n: 26 q videb: et p: 2 cop: A Luini 36 Sen-tentia 26. "
Ik heb proberen te achterhalen wie deze H.I. Ten Hage was, en uit welke tijd zijn aantekeningen zijn. Dat is een zeer moeilijke klus, waar je een hoop geluk mee moet hebben en verder kan ik hem misschien op het spoor komen, doordat de persoon misschien in een stamboom van anderen voorkomt. Enkele dingen die ik gevonden heb, zouden op den duur misschien tot hem kunnen leiden:
In Woudrichem leefde in de 18e eeuw een rijke schout en een tijd lang ook schepen: Jacob ten Hage. Hij was geboren 15-2-1688 en overleed in 1772. Hij was getrouwd met Neeltje Bijl. Hij was een belangrijk figuur in Woudrichem. Opvallend is dat hij na de dood van zijn rijke moeder veel meer erft dan de drie andere kinderen. Ook beheert hij dan de bezittingen van zijn gehandicapte broer, en als deze overlijdt krijgt hij alles, de rest van de familie niets. Een en ander en meer kunnen we teruglezen op http://home.planet.nl/~voort359/home3thge.html
De initialen van de vroege boekbezitter H.I. slaan waarschijnlijk op de voornamen Hendrik Isaac. Ook de familieleden van deze hiervoor genoemde Jacob Ten Hage hebben vaak oud-testamentische voornamen. Ik heb ergens het vermoeden dat deze Hendrik Isaac een dichtbij of ver familielid is van Jacob. De familie is overigens via Rotterdam en Dordrecht in Woudrichem terecht gekomen. Zou de verwijzing naar de bijbelse tekst iets te maken hebben met een proces waar hij zelf in verzeild was geraakt? En zouden de kanttekeningen te maken kunnen hebben met het halen van zijn eigen recht, het uit zoeken van welke dingen daarvoor belangrijk zijn? Het hoeft helemaal niet, maar het zijn leuke hersenspinsels en ik zou het aardig vinden om meer van het leven van deze eigenaar te weten te komen.

Dan hebben we nog de uitgever uit Arnhem, Johan Fridrich Hagen. Geen familie van Ten Hage, alhoewel je even in de verleiding komt om dat te denken. Over deze uitgever zijn ook enkele kleine bijzonderheden bekend: In 1666, 1676 en 1677 was hij actief als uitgever in Duisburg. Daar gaf hij o.a. in 1677 "Ritratto di Roma Moderna" uit. Daarin afbeeldingen van het Rome uit de 17e eeuw met zijn kerken, kloosters, ziekenhuizen etc., in totaal 82 kopergravures. Hij blijkt hetzelfde werk echter daarvoor ook al in Arnhem (1662) te hebben uitgegeven. In deze stad was hij in ieder geval actief vanaf 1662. Het is zelfs de vraag of hij niet voortdurend in beide steden actief was. We zien bijv.:
 
  • Alexander, Andreas, "Logometron architecturæ militaris, freitagianæ. Kunstmäss der Freitagischen Bevestigung, mit genugsamer Erklärung des Gebrauchs, und zugehörigen Theilungs-Tafeln aussgefertiget" Arnheim 1665, Johann Friedrich Hagen. Boek met o.a. 12 litho's.
  • Feltmann, Gerhard, "Tractatus de jure in re & ad rem, id est manuductio ad jus civile Romanorum & Clivorum: cum alterplici indice" Duisburg 1665. Johann Friedrich Hagen.
  • Agustin, Antonio. "De emendatione Gratiani libri duo." Duisburg: Johann Friedrich Hagen, 1677
De drukkerij gaf verder vooral ook rechtsdocumenten uit: In arnhem: 1679 Gereformeerde dyck-rechten van 't Rijck van Nymegen , 1683 Gereformeerde dyckrechten van Thielre ende Bommelreweerden, 1686 Gereformeerde landtrechten ende gewoonten van het Rijck van Nymegen . (Van al deze boeken nog een exemplaar in het bezit van het streekarchief Midden-Holland in Gouda)

In 1680 overlijdt hij en wordt de drukkerij overgenomen door zijn vrouw Elisabeth van Biesen.

Maar wie was deze H.I. Ten Hage..........